5.7 kosten van duurzame bedrijfsmiddelen (afschrijving)

Vorige les
5.6: rentekosten

Is dit allemaal gelukt? Zijn er nog vragen? 
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
financieel 1MBOStudiejaar 2

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Vorige les
5.6: rentekosten

Is dit allemaal gelukt? Zijn er nog vragen? 

Slide 1 - Tekstslide

Deze les
5.7: kosten van duurzame bedrijfsmiddelen

Dit zijn investeringen die door een bedrijf zijn gedaan en die langer dan één jaar gebruikt gaan worden

Slide 2 - Tekstslide

kosten van duurzame bedrijfsmiddelen

deze bedrijfsmiddelen gebruik je langer dan een jaar en brengen kosten met zich mee:

-Afschrijvingskosten
-Rentekosten
-Complementaire kosten

Slide 3 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
De investering die je in het bedrijf gedaan hebt, wil je verdelen over de jaren dat het gebruikt wordt. 
Bijvoorbeeld:
Als je een kassa koopt voor €1.500,- en je denkt deze 5 jaar te kunnen gebruiken voordat hij vervangen moet worden, dan kost je dit dus €300,- per jaar.

Slide 4 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Maar waarom schrijf je dan af? 

De waarde van de bedrijfsmiddelen verminderd. (denk aan bijvoorbeeld een auto, de waarde hiervan daalt ieder jaar dat hij ouder wordt). 
Deze waardevermindering noem je de afschrijving.

Slide 5 - Tekstslide

Afschrijvingskosten
Je houdt bij het bepalen van de afschrijving rekening met de 
volgende zaken:
- De aanschafwaarde:
Het bedrag waarvoor je het duurzame bedrijfsmiddel voor aangeschaft hebt
- De levensduur 
hoe lang ga je het gebruiken?
- De restwaarde
kun je het aan de einde van de levensduur nog verkopen? zoja, dan heeft het dus nog waarde! 

Slide 6 - Tekstslide

De levensduur
Dit is natuurlijk hoe lang je het gaat gebruiken. We maken hier onderscheid tussen de 
technische levensduur én de economische levensduur
Bij afschrijvingen gebruiken we altijd de economische levensduur!!!

Slide 7 - Tekstslide

Economische levensduur
Dit betekend hoe lang het rendabel is om het bedrijfsmiddel nog te gebruiken. 
Dus een auto kan nog wel rijden, maar als er heel veel onderhoud voor nodig is, dan is dat niet meer rendabel en kun je beter een nieuwe aanschaffen!
gebruik dus ALTIJD de economische levensduur!!! 

Slide 8 - Tekstslide

technische levensduur
Dit is hoe lang een bedrijfsmiddel technisch gezien meegaat, oftewel dat hij het nog doet. 
Dus een auto die rijdt, een printer die print etc.  

Slide 9 - Tekstslide

LET OP!! 
Bij afschrijvingen moet je ook rekening houden met het moment van aanschaf! 
Als iets in oktober aangeschaft is moet je voor dat jaar ook maar 3/12 deel van de jaarlijkse afschrijving berekenen!!! 

Slide 10 - Tekstslide

Manieren van afschrijving
Maar welke kies je voor?
- Met een vast percentage van de aanschafprijs. 
dit doe je wanneer de kosten in het gebruik ook ongeveer gelijk blijven
- Met een vast percentage van de boekwaarde. 
hiervoor kies je wanneer je, hoe ouder het bedrijfsmiddel wordt, hoe meer onderhoudskosten je er aan hebt. 

Slide 11 - Tekstslide

Manieren van afschrijving
- Met een vast percentage van de aanschafprijs. Dit noemen we de lineaire afschrijving
- Met een vast percentage van de boekwaarde. 
De boekwaarde is de aanschafprijs min de gedane afschrijvingen. 

Slide 12 - Tekstslide

Afschrijven met een vast percentage van de aanschafwaarde:
Formule:
aanschafwaarde - restwaarde
economische levensduur

Je kunt hem ook terugrekenen:
    
            afschrijvingsbedrag            x 100
aanschafwaarde           
Je berekend in dit geval het afschrijvingspercentage in procenten           

Nu eerst een voorbeeld:

Slide 13 - Tekstslide

Je schaft een computer aan voor €1.500,- Na 3 jaar kun je deze nog verkopen voor €300,- Bereken het jaarlijkse afschrijvingspercentage (in % van de aanschafwaarde)

Slide 14 - Open vraag

Je schaft een computer aan voor €1.500,- Na 3 jaar kun je deze nog verkopen voor €300,- Bereken de jaarlijkse afschrijving

Slide 15 - Open vraag

Huiswerk deze week:
Maak de opgaven 26 t/m 33

Slide 16 - Tekstslide

Afschrijven met een vast percentage van de boekwaarde. 
Bij deze methode is het afschrijvingsbedrag ieder jaar weer anders. 
Immers je rekent met een vast percentage over een lager wordend bedrag

formule voor het af te schrijven bedrag per jaar:

afschrijvingspercentage x boekwaarde aan het begin van het betreffende jaar

Nu eerst een voorbeeld: 


Slide 17 - Tekstslide

Je hebt een bedrijfsauto aangeschaft voor €18.000,- die je afschrijft met 28% van de boekwaarde. Bereken de boekwaarde na het eerste jaar

Slide 18 - Open vraag

Je hebt een bedrijfsauto aangeschaft voor €18.000,- die je afschrijft met 28% van de boekwaarde. Bereken de boekwaarde na het tweede jaar

Slide 19 - Open vraag

Je hebt een bedrijfsauto aangeschaft voor €18.000,- die je afschrijft met 28% van de boekwaarde. Bereken de boekwaarde na het derde jaar

Slide 20 - Open vraag

Rentekosten voor duurzame bedrijfsmiddelen

Het geld dat geïnvesteerd is in de duurzame bedrijfsmiddelen moet je lenen óf uit eigen middelen betalen. Hierdoor moet je rente betalen óf loop je rente mis. Deze rentekosten mag je opvoeren als kosten. Dit doe je door met een rentepercentage te rekenen over het gemiddeld geïnvesteerd vermogen
formule: 
geïnvesteerd verm. aan begin van een periode +  geïnvesteerd verm.n aan eind van een periode 
2

eerst weer een voorbeeld:

Slide 21 - Tekstslide

voorbeeld rentekosten
Een oven is aangeschaft voor €35.000,- Deze wordt afgeschreven met een vaste afschrijving in % van de aanschafwaarde. De economische levensduur is 5 jaar en de restwaarde is €5.000,- 
Bereken de rentekosten voor deze oven in het derde boekjaar.  

Slide 22 - Tekstslide

Complementaire kosten 
Dit zijn kosten die je maakt voor een duurzaam bedrijfsmiddel. Denk hierbij aan onderhoud, energie en reparatiekosten. 
Als deze kosten aan het einde van de economische levensduur steeds hoger worden is het verstandig om af te schrijven in % van de boekwaarde. Dan blijven de totale kosten wat meer gelijk.  

Slide 23 - Tekstslide

Nu jullie zelf:

Huiswerk voor vandaag:
maken van de opgaven 26 t/m 42 van hoofdstuk 5


Slide 24 - Tekstslide