Woordsoort van wat

Grammatica
De woordsoort van wat
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Grammatica
De woordsoort van wat

Slide 1 - Tekstslide

De trainer leert je onderhands werpen en bovenhands.
A
Voorwaartse samentrekking
B
Achterwaartse samentrekking

Slide 2 - Quizvraag

Leest je zus eigenlijk liever jeugd- of volwassenliteratuur?
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 3 - Quizvraag

Ik spaar al jaren cartoons uit het buitenland en strips uit Nederland.
A
woordniveau
B
woordgroepsniveau
C
zinsniveau

Slide 4 - Quizvraag

De gemeenteraad heeft lang vergaderd en uiteindelijk is ... tot een besluit gekomen.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 5 - Quizvraag

Jaloezie heeft altijd bestaan, want ... is een aangeboren karaktertrek van de mens.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 6 - Quizvraag

Als je een product net gekocht hebt en ... gaat stuk, dan heb je recht op garantie.
A
hij
B
zij
C
het
D
hun

Slide 7 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

Wat de boer niet kent, dat eet hij niet.
A
vragend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
betrekkelijk vnw m.i.a.
D
onbepaald vnw

Slide 8 - Quizvraag

Schrijf zo kort mogelijk op (denk aan de spelling!)
Marius reed 200 km/h en Marius kreeg daarom een boete.

Slide 9 - Open vraag

Benoem het woord wat:

Heb je nog wat kleingeld in je portemonnee?
A
vragend vnw
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald vnw
D
betrekkelijk vnw

Slide 10 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

Monica, heb jij wat over voor de Hartstichting?
A
betrekkelijk vnw
B
betrekkelijk vnw m.i.a.
C
onbepaald vnw
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 11 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor de feestdagen.
A
vragend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
betrekkelijk vnw m.i.a.
D
onbepaald vnw

Slide 12 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

Dat is iets wat mij ook had kunnen overkomen.
A
onbepaald vnw
B
vragend vnw
C
betrekkelijk vnw
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 13 - Quizvraag

Wat 
Wat is 'wat' voor woordsoort in de zin 'Vertel ons eens wat over wat je met die wat hebt schoongemaakt?'

Slide 14 - Tekstslide

Wat is 'wat' voor woordsoort in de zin 'Vertel ons eens wat over wat je met die wat hebt schoongemaakt?'
Vragend vnw
onbepaald
vnw
betrekkelijk vnw m.i.a.
zelfstandig nw

Slide 15 - Sleepvraag

Wat als vragend vnw
Wat heb je in de vakantie gedaan, Erik?
(begin van een vraag)

Frida kan niet bedenken wat de beste manier is om een backflip te leren.
(begin van een zin die van een vraag gemaakt is)

Let op: wat is geen vragend vnw als dit terugwijst naar een eerder genoemd woord.

Slide 16 - Tekstslide

Wat als betrekkelijk vnw
Tegenwoordig kun je bijna alles wat je niet weet, op internet vinden
(wat verwijst terug naar het onbepaald vnw alles)

Het leukste wat hij te vertellen had, wist ik al.
(wat verwijst terug naar het leukste (overtreffende trap))

Mijn buren zijn 60 jaar getrouwd, wat nu helaas niet groots gevierd kan worden.
(wat verwijst terug naar een hele zin)

In deze gevallen verwijst wat altijd terug naar iets wat eerder genoemd is. Dit noem je het ANTECEDENT.

Slide 17 - Tekstslide

Wat als betrekkelijk vnw m.i.a.
Wat Kees je vandaag over mij verteld heeft, moet je niet geloven.

Er is hier sprake van een betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent. Waar wat naar terugverwijst kun je niet uit de zin halen. In dit geval kun je checken of het een betrekkelijk vnw is door wat te vervangen door datgene wat.

Slide 18 - Tekstslide

Wat als onbepaald vnw
Heb je nog wat (=iets) moois gekocht toen je op vakantie was?

Over lekker eten is wel vaker wat (=iets) te doen in de Griekse mythen.

Slide 19 - Tekstslide

Wat als onbepaald hoofdtelwoord
Vraag Ellen even of ze wat melk voor ons heeft.
Wat geeft een hoeveelheid aan, maar niet precies hoeveel. In dit geval bedoel je een beetje.

Let op: Het is geen onbepaald voornaamwoord. Het is wel vaag, maar wat heeft hier niet te betekenis van iets. Een telwoord staat meestal voor een zelfstandig naamwoord. In dit geval is dat melk.

Slide 20 - Tekstslide

Telwoorden
bepaald
onbepaald
hoofdtelwoord
precies aantal: 
acht, 2020, 1/8
onduidelijk aantal: 
veel/ vele, enkele, sommige, alle, wat
rangtelwoord
precieze plaats in de rij:
tweede, achtste


onduidelijke plaats in de rij:
laatste, middelste, zoveelste, hoeveelste

Slide 21 - Tekstslide

Benoem het woord wat:

Wat de boer niet kent, dat eet hij niet.
A
vragend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
betrekkelijk vnw m.i.a.
D
onbepaald vnw

Slide 22 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

Heb je nog wat kleingeld in je portemonnee?
A
vragend vnw
B
onbepaald hoofdtelwoord
C
onbepaald vnw
D
betrekkelijk vnw

Slide 23 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

Monica, heb jij wat over voor de Hartstichting?
A
betrekkelijk vnw
B
betrekkelijk vnw m.i.a.
C
onbepaald vnw
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 24 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

De regering zal wel weten wat de beste oplossing is voor de feestdagen.
A
vragend vnw
B
betrekkelijk vnw
C
betrekkelijk vnw m.i.a.
D
onbepaald vnw

Slide 25 - Quizvraag

Benoem het woord wat:

Dat is iets wat mij ook had kunnen overkomen.
A
onbepaald vnw
B
vragend vnw
C
betrekkelijk vnw
D
onbepaald hoofdtelwoord

Slide 26 - Quizvraag

Welke woordsoort is het woord 'die'?
De vrouw in die auto daar, is mijn tante.
A
aanw.vnw
B
betr.vnw

Slide 27 - Quizvraag

Welke woordsoort is het woord 'die'?
De jongen die gevallen is, heeft zijn knie geschaafd.
A
betr.vnw
B
aanw.vnw

Slide 28 - Quizvraag

Welke woordsoort is het woord 'wie'?
De docent van wie ik een onvoldoende heb gekregen, is nu ontslagen.
A
vr.vnw
B
betr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 29 - Quizvraag

Welke woordsoort is het woord 'wie'?
Wie deze vraag kan oplossen, begrijpt dit onderdeel.
A
vr.vnw
B
betr.vnw
C
betr.vnw m.i.a.

Slide 30 - Quizvraag

Welke woordsoort is het woord 'dat'?
Ik vind het slecht dat er volgende week 4 toetsen zijn
A
aanw.vnw
B
betr.vnw
C
os.vgw

Slide 31 - Quizvraag