§4.1 Een wereld van verschillen- 2

Planning
- samen lezen 4.1 
behandelen: 4.1 + extra uitleg
- zelfstandig werken

1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Planning
- samen lezen 4.1 
behandelen: 4.1 + extra uitleg
- zelfstandig werken

Slide 1 - Tekstslide

H4 Ontwikkeling: Arm & Rijk
                                                                       §1 Een wereld van verschillen

Slide 2 - Tekstslide

Leerdoel
- Je kunt met cijfers en kaarten aantonen wat een arm en rijk land is
- Je weet hoe het onderwijs verschilt tussen een arm en rijk land

Slide 3 - Tekstslide

Samen lezen 4.1
- onderwijs

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Ontwikkelingslanden
Rijke geindustrialiseerde landen 

Slide 6 - Tekstslide

Armoedegrens 
Hoeveel geld je minimaal nodig hebt op een dag om jezelf te voorzien in je basisbehoeften 
(eten, kleren, dak boven je hoofd).  


Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Koopkracht 


Hoeveel je in een land kunt kopen voor 1 euro of dollar. 

Slide 9 - Tekstslide

Informele sector
Niet-officiele deel van de economie (scharreleconomie)

Opbrengsten komen niet terecht in de officiele statistieken

Groot in arme landen, klein in rijke landen

Slide 10 - Tekstslide

Werk: in een arm land
  • Een groot deel van landen ten zuiden van de Sahara is heel arm
  • Veel mensen werken in de scharreleconomie: zelfbedachte baantjes of baantjes op straat.
  • Denk aan straathandelaar, gids voor toeristen of bedelen.

Slide 11 - Tekstslide

Onderwijs
- landen in het rijke westen kunnen over het algemeen veel meer investeren in het onderwijs
- het onderwijs in arme landen beschikt over veel minder middelen zoals smartboards, boeken en goed opgeleide docenten
- Ook zijn de schooldagen veel korter in arme landen

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

In welk land ligt de armoedegrens het hoogst?
A
Nederland
B
Haiti

Slide 17 - Quizvraag

In welk land is de koopkracht het grootst?
A
Nederland
B
Japan
C
India
D
Zwitserland

Slide 18 - Quizvraag

In welke landen gaan de meeste kinderen nog tot hun 18e jaar naar school?
A
lower income countries
B
Middle-lower income countries
C
upper middle countries
D
High income countries

Slide 19 - Quizvraag

waarom denk jij dat vooral de oudere kinderen niet meer naar school gaan in arme landen?

Slide 20 - Open vraag

Bekijk bron B: armoede in de wereld. Is de ontwikkeling positief of negatief als het gaat welvaart wereldwijd?
A
Positief
B
Negatief
C
Blijft gelijk

Slide 21 - Quizvraag

Bekijk bron E en F, als in verhouding meer mensen in verhouding actief zijn in de landbouw, dan:
A
Is het land vaak armer
B
Is het land vaak rijker

Slide 22 - Quizvraag

Waarom zijn er vaak zo weinig mensen actief in de landbouw in rijke landen?
A
Minder populair beroep in rijke landen
B
Het eten wordt allemaal geïmporteerd
C
Er worden machines gebruikt in rijke landen

Slide 23 - Quizvraag

De Armoedegrens is hoog, dus:
A
het land is rijk
B
het land is arm

Slide 24 - Quizvraag

Als je met 10 euro in een land erg veel kunt kopen, dan is de koopkracht in dat land:
A
Hoog
B
Laag

Slide 25 - Quizvraag

Wat betekent de armoedegrens?

Slide 26 - Open vraag

Wanneer werk je in de scharreleconomie?
A
als je een baan hebt die niet geregistreerd staat, bijvoorbeeld: schoenpoetser
B
Illegaal werk, zoals: oplichters en dieven

Slide 27 - Quizvraag

Slide 28 - Tekstslide

Informele circuit
Formele circuit
Belasting betalen
Ruilhandel
zekerheid van werk en evt. uitkering.
Analfabetisme
Scharreleconomie
Banken
Hergebruik spullen
Schoenenpoetser
Politieman
Officiële statistieken

Slide 29 - Sleepvraag

Zelfstandig werken
Aan de slag met:
De opdrachten van paragraaf 4.1 
Paragraaf 4.1 is huiswerk voor deze week

Slide 30 - Tekstslide