thema 3 wonen praatplaat

• NT2
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 1,2

Ik woon ......... een huis.

1. onder
2. op
3. naast
4. in

Wat is het meervoud van huis?

1. huisen
2. huishuis
3. huizen
4. huises

wonen is een werkwoord
ik woon
jij ..............

1. wonen
2. woon
3. woont
4. alle antwoorden zijn goed

de flat

Het hoekhuis

Vrijstaand huis

Een kasteel aan zee?

😒🙁😐🙂😃

huis

kerk

theater

Het huisnummer

Vervoer

Wonen

Sport

Een villa met een zwembad?

😒🙁😐🙂😃

Uit welk land kom jij?

Hoe lang ben jij al in Nederland?               

In welke straat woon jij?

Wat is je huisnummer?

Wat is je woonplaats?

Het huis

de woonkamer                                   de zolder

de slaapkamer

de keuken           de badkamer

Meubels

Welke meubels heb je net gezien?

De     De woonkamer 

De woonkamer van 

Welke meubels zag je ?

Een huis in een grot?

😒🙁😐🙂😃

slordig/ rommelig

Niet netjes!

opruimen

Ik ruim mijn kamer zelf op.

mijn moeder ruimt mijn kamer op

netjes/ opgeruimd

Mijn kamer is netjes

Mijn kamer is opgeruimd

Wat klopt er niet?
Wat is niet goed?

1. schoon - vies
2. netjes rommelig
3. hoog-lang
4. goed-fout