Vragen Engels

First word of a question
1 / 20
volgende
Slide 1: Woordweb
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

First word of a question

Slide 1 - Woordweb

Weet jij het antwoord?

Slide 2 - Open vraag

Vragende voornaamwoorden:
1. what
2. which
3. where
4. when
5. how
6. who
7. why

Slide 3 - Tekstslide

Questions with to be (zijn)
Ben je blij? 
Are you happy?

Zijn ze boos? 
Are they angry?

Is hij bang? 
Is he afraid? 


Slide 4 - Tekstslide

Other questions:
Weet jij het antwoord? 


Weet zij het antwoord?


Wist jij het antwoord?



Slide 5 - Tekstslide

Other questions:
Weet jij het antwoord? 
Do you know the answer?

Weet zij het antwoord?
Does she know the answer?

Wist jij het antwoord?
Did you know the answer? 


Slide 6 - Tekstslide

Vragen met meerdere werkwoorden
Kun je een workshop geven?



Kunnen we een week later afspreken?


Kun je een week later?

Slide 7 - Tekstslide

Vragen uit oefengesprekken telefoneren:
Can you give a workshop?



Can we meet a week later?



Kun je een week later???

Slide 8 - Tekstslide

Vragen uit oefengesprekken telefoneren:
Kun je een week later???

Is a week later an option?

Do you have time a week later?

Can we meet a week later? 

Slide 9 - Tekstslide

Weet jij hoe laat het is?
A
Know you what time it is?
B
Do you know what time it is?

Slide 10 - Quizvraag

Vertaal: hou je van appels?

Slide 11 - Open vraag

Vertaal: werkt hij hier?

Slide 12 - Open vraag

Vertaal: woonde zij hier?

Slide 13 - Open vraag

Alibi - solve the crime

Slide 14 - Tekstslide

Someone stole this purse

Slide 15 - Tekstslide

Interrogation
  1. Who are the suspects? 
  2. The suspects create an alibi outside the classroom.
  3. The class come up with questions.
  4. Together we interrogate them seperately.  
  5. We decide if they are guilty
  6. Guilty: the suspects' answers are different. 
  7. Not guilty: the suspects' answers are the same.

Slide 16 - Tekstslide

Interrogative pronouns
  1. What
  2. Which
  3. Who
  4. Whose

Slide 17 - Tekstslide

Other useful words
  1. Where
  2. How
  3. Why
  4. when

Slide 18 - Tekstslide

The interrogation
   What               Where
Which                How
Who                   Why
Whose                When

Slide 19 - Tekstslide

The verdict: guilty or not guilty?

Slide 20 - Tekstslide