TL3: letterlijk en figuurlijk taalgebruik

Taalgebruik
letterlijk en figuurlijk
                     Letterlijk of  figuurlijk?
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Taalgebruik
letterlijk en figuurlijk
                     Letterlijk of  figuurlijk?

Slide 1 - Tekstslide


LETTERLIJK OF FIGUURLIJK?


Slide 2 - Tekstslide

Planning 
  • Lezen
  • Uitleg letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Klassikaal oefenen
  • Opdracht in duo's 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

Aan het einde van deze les:
  • Weet je het verschil tussen letterlijk en figuurlijk taalgebruik
  • Kan je figuurlijk taalgebruik herkennen

Slide 4 - Tekstslide


Letterlijk taalgebruik

Dit vertelt precies wat er gebeurd is, er zit geen andere betekenis achter

'tegen de lamp lopen'


Wat is er gebeurd?

Slide 5 - Tekstslide


Figuurlijk taalgebruik

 Dit heeft een andere betekenis dan dat er staat.

'tegen de lamp lopen'



Wat betekent het nu?

Slide 6 - Tekstslide


Nog meer voorbeelden van figuurlijk taalgebruik:

  • de baard in de keel krijgen
  • geld moet rollen
  • over zijn woorden struikelen
  • in de put zitten

Uitdrukkingen en spreekwoorden zijn altijd figuurlijk bedoeld!

Slide 7 - Tekstslide

En nu even oefenen!
We oefenen nog even.......

Slide 8 - Tekstslide

Je moet nou eens goed in je oren knopen, dat je op tijd moet komen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 9 - Quizvraag

Ik heb er een hard hoofd in of ik dit jaar ga slagen voor mijn eindexamen.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 10 - Quizvraag

Ik heb een wond aan mijn hoofd.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 11 - Quizvraag

Ik heb een zere keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 12 - Quizvraag

Mijn broer krijgt de baard in de keel.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quizvraag

Helaas kwam er geen kip naar de gratis tennisles.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quizvraag

Je raadt nooit wie ik gisteren tegen het lijf liep.
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 15 - Quizvraag

Opdracht in duo's
  • Spreekwoorden uitbeelden 
  • Zoek elkaar op (tweetallen)
  • Bedenk met je duo samen hoe je het aan de rest kan   uitleggen, maak een plan.
  • Straks uitbeelden voor de klas 
timer
10:00

Slide 16 - Tekstslide

Wat hebben we geleerd?

Slide 17 - Tekstslide