Beginner 1A

Schooldoel 1A
Je legt het belang van actief luisteren uit. Je legt uit wat het verschil is tussen eenzijdige en tweezijdige communicatie bij een gesprek aan het begin van de dag. Je legt ook uit hoe je de juiste vragen stelt, samenvat en doorvraagt wanneer nodig. Je demonstreert deze vaardigheden. 
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
CommunicatieMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Schooldoel 1A
Je legt het belang van actief luisteren uit. Je legt uit wat het verschil is tussen eenzijdige en tweezijdige communicatie bij een gesprek aan het begin van de dag. Je legt ook uit hoe je de juiste vragen stelt, samenvat en doorvraagt wanneer nodig. Je demonstreert deze vaardigheden. 

Slide 1 - Tekstslide

Een gesprek optimaal laten verlopen
Wat komt daarbij kijken?

Slide 2 - Woordweb

Gesprekstechnieken
''Gesprekstechniek is een wijze van communiceren, hetzij verbaal, hetzij op andere wijze, die bewust of onbewust toegepast wordt op professioneel gebied, zoals coaching, counseling of therapie''

Wikipedia


Slide 3 - Tekstslide

Gesprekstechnieken
  • Een gesprekstechniek is dus alles wat jij  als professional inzet in een gesprek om het goed/beter/optimaal te laten verlopen.

  • Dit kan een gesprek zijn met je cliënt, een collega of met ouders/betrokkenen. 

Slide 4 - Tekstslide

Goed gesprek is goed luisteren

Slide 5 - Tekstslide

Hoe kun je laten merken dat je actief luistert?

Slide 6 - Open vraag

Actief luisteren
  • Actief luisteren is niet alleen horen wat de ander zegt, maar ook proberen te begrijpen wat de ander zegt. 
  • Door 'luistervaardigheden' zorg je ervoor dat de ander zijn verhaal kan doen
  • Dit kan je doen door middel van verbale of non verbale communicatie communicatie


Slide 7 - Tekstslide

Actief luisteren
  • Basis: Afsluiten voor andere dingen om je heen
Verbaal
  • Luistergeluiden (Ja, hmhm, okay)
  • Samenvatten /doorvragen
Non Verbaal
  • Lichaamstaal (zithouding, oogcontact, knikje, mimiek)
  • De ander laten uitpraten

Slide 8 - Tekstslide

Wat betekent:
Je kan niet niet communiceren?

Slide 9 - Open vraag

Niet-niet communiceren
  • Paul Watzlawick (Psycholoog) wist veel over communicatie. Van hem is de stelling ''Het is onmogelijk om niet te communiceren.''

  • Hiermee bedoelde hij dat je altijd communiceert, ook als je niks zegt of iemand met opzet negeert. Je communiceert dan ''Ik wil niet met jou praten''. 

Slide 10 - Tekstslide

Welke soorten vragen
ken je?

Slide 11 - Woordweb

Vragen stellen
  • Open vragen:
Je kunt open vragen ("Hoe ziet u...?") en gesloten vragen ("Bent u het eens met...?") stellen. Open vragen geven je gesprekspartner alle ruimte om te antwoorden. 

  • Gesloten vragen:
  • Gesloten vragen leveren antwoorden op als 'ja' en 'nee'.

Slide 12 - Tekstslide

Soorten vragen
  • Open vragen (Wat heb je gisteren gedaan?)
  • Reflecterende vragen (Wat verwacht je ervan?)
  • Indirecte vragen (Ik zou willen weten of je mee gaat)
  • Gesloten vragen (Heb je een computer bij je?)
  • Suggestieve vragen (Dat vind jij toch ook niet leuk?)
  • Directe vragen (Ben je blij met je studiekeuze?)

Slide 13 - Tekstslide

Samenvatten
  • Samenvatten is een belangrijk onderdeel van een goed gesprek. Een ander woord voor samenvatten is parafraseren.

  • Met samenvatten check je of je het goed begrepen hebt.(''Klopt het dat je..''. ).  Dit doe je ook om aannames en vooroordelen te voorkomen. 

Slide 14 - Tekstslide

Gesprekstechnieken
  • LSD
    Luisteren, samenvatten & doorvragen
  •  ANNA
    Altijd navragen, nooit aannemen
  • NIVEA
    Niet invullen voor een ander

Slide 15 - Tekstslide

Gesprekstechnieken
  • OEN
    Open, eerlijk en nieuwsgierig
  •  DIK
    Denk in kwaliteiten/kansen

Slide 16 - Tekstslide

Verbaal communiceren



Verwijst naar alles wat je met woorden overbrengt, zowel mondeling als
schriftelijk.
Dit omvat de woorden die je kiest, de toon van je stem en de manier
waarop je zinnen opbouwt.
Als onderwijsassistent moet je bewust zijn van hoe je iets zegt, omdat de
toon van je boodschap een grote invloed kan hebben op hoe deze wordt
ontvangen.






Slide 17 - Tekstslide

Non- verbaal communiceren
Verwijst naar alle vormen van communicatie zonder woorden, zoals
lichaamstaal, gezichtsuitdrukkingen, gebaren en oogcontact.
De manier waarop je kijkt, je houding, je gebaren en zelfs de afstand die
je houdt tot de leerling zijn allemaal non-verbale signalen die jouw
boodschap kunnen versterken of verzwakken.




Slide 18 - Tekstslide

eenzijdige VS. tweezijdige
communicatie 

Eenzijdige communicatie betekent dat de boodschap van de ene persoon naar de

ander gaat, zonder dat de ontvanger de mogelijkheid heeft om terug te
communiceren of vragen te stellen. Dit type communicatie komt vaak voor bij het
geven van instructies of mededelingen. Het risico is dat je als docent of
onderwijsassistent niet weet of de boodschap goed is begrepen door de leerling.



Slide 19 - Tekstslide

Tweezijdige communicatie

Is een wisselwerking waarbij beide partijen de mogelijkheid hebben om te
reageren, vragen te stellen en in gesprek te gaan.
Dit type communicatie is effectiever om te begrijpen wat de ander denkt of voelt,
omdat er interactie en feedback is.



Slide 20 - Tekstslide

Het belang van tweezijdige communicatie aan het begin van de dag:



In de ochtend is het nuttig om een kort gesprekje te voeren met leerlingen,
bijvoorbeeld door te vragen hoe ze zich voelen of wat ze van plan zijn te doen.
Dit geeft je als onderwijsassistent een goed beeld van de gemoedstoestand van
de leerlingen en kan helpen om eventuele problemen snel te signaleren.





Slide 21 - Tekstslide