Gesprekstechnieken

Gesprekstechnieken
Tweegesprekken
Thema 3
Hoofdstuk 7 
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 3 videos.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Gesprekstechnieken
Tweegesprekken
Thema 3
Hoofdstuk 7 

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
Je kunt de kenmerken van een tweegesprek benoemen.
Je kunt de voorwaarden voor een effectief tweegesprek benoemen.
Je kunt vaardigheden benoemen die nodig zijn bij het voeren van gesprekken.
Je kunt aandachtspunten voor de voorbereiding, uitvoering en het afsluiten van een gesprek benoemen.
Je kunt benoemen welke verschillende soorten tweegesprekken er zijn.
Je kunt uitleggen hoe je omgaat met weerstand in gesprekken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
Kenmerken van verschillende gesprekstechnieken




Verschillende soorten tweegesprekken
Vaardigheden bij het voeren van gesprekken
Motiveren van een cliënt
Uitvoeren en afsluiten van een gesprek
Overwinnen van weerstand in gesprekken 

Slide 3 - Tekstslide

Kenmerken van een tweegesprekken
Tweegesprek -> gespreksvorm waarbij twee mensen met elkaar in gesprek zijn (Je gaat met je cliënt in gesprek) 
Verschillende gesprekken: 
- slecht nieuws gesprek
- probleemoplossend gesprek
- helpend gesprek 

Dialoog: evenwicht in het gesprek. Gesprek moet voor beide zin hebben. 

Slide 4 - Tekstslide

Voorwaarde effectief gesprek

Een belangrijke voorwaarde is dat je de verantwoordelijkheid bij de cliënt laat; 
Realiseer je dat je de cliënt iets kan leren als hij bereid is tot leren;
Bouw eerst een vertrouwensband op;
Beide moeten open staan voor een gesprek. 

Slide 5 - Tekstslide

Houding 

Ben jij degene die het initiatief neemt tot het gesprek (bv een slechtnieuwsgesprek) dan moet je het gesprek ook leiden
Beroepshouding: je benaderd de cliënt respectvol; inlevingsvermogen, wees eerlijk  en open en blijf jezelf. 

Slide 6 - Tekstslide

Vaardigheden
Vaardigheden gespreksleider:

Directieve: Dit zijn activiteiten van de beroepskracht waarmee het gesprek actief stuurt en initiatieven neemt.
Non-directieve vaardigheden: activiteiten van de beroepskracht waarmee hij in een gesprek de cliënt activeert en aanzet tot nadenken en handelen

Slide 7 - Tekstslide

Aandachtspunten voor de voorbereiding
Waar en wanneer vind het gesprek plaats? 
Hoe lang duurt het gesprek? 
Wie zijn bij het gesprek aanwezig? 
Wat is het doel van het gesprek?
Welke verwachtingen heb ik van het gesprek?
Welke rol heb je in het gesprek en welk gedrag hoort daarbij? 
Welke reacties kan ik verwachten van cliënten?
Wat moet ik doornemen voor het gesprek (voorbereiding)

Slide 8 - Tekstslide

De uitvoering
Kleine gezellige ruimte: bevorderd gevoel van veiligheid / weinig afleiding;
Voorafgaand aan het gesprek even praten over 'koetjes en kalfjes', Over het weer of iets dergelijks.

Doel: stel je cliënt op zijn gemak. Creëren van een ontspannen sfeer is heel belangrijk voor het voeren van een tweegesprek.
De sfeer moet wel passen bij de inhoud van het gesprek.

Slide 9 - Tekstslide

De afsluiting van het gesprek
Bereid je goed voor over hoe je een gesprek wilt afsluiten.

Wanneer en hoe kondig ik het afsluiten van een gesprek aan? 
Geef ik een samenvatting? 
Herhaal ik de afspraken die zijn gemaakt? 
Evalueer ik het gesprek aan het einde? 
Hoe ga ik om met verdriet / boosheid? 
Wat zeg ik bij het afscheid nemen? 

Slide 10 - Tekstslide

Oefening
Situatie
Vandaag heb je een afspraak met J. (38) voor een POP gesprek. Jessica heeft een licht verstandelijke beperking en woont sinds kort ambulant. Helaas gaat het niet zo goed als je had gehoopt. Dat betekent dat een deel van de zelfstandigheid voor een deel terug gedraaid moet worden.


Schrijf zo concreet mogelijk op:
- Welke voorbereiding tref je?  Hoe zien deze er concreet uit.
- Hoe bereid jij je voor op het verloop van het gesprek? Geef dit concreet aan.
- Hoe ga je dit gesprek afsluiten? Wees hierin concreet.


Slide 11 - Tekstslide

verschillende gesprekken
Informatief gesprek: Je geeft letterlijk informatie aan de andere persoon. 
* Intakegesprek: Dit is het eerste gesprek dat een beroepskracht met de cliënt voert. Dit is een voorbeeld van een informatief gesprek. 
* Interview: Dit is een vraaggesprek waarbij je een of meerdere personen ondervraagd over een bepaald onderwerp. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Opdracht
Neem een interview af bij een klasgenoot. 
Maak 10 vragen over bijvoorbeeld hobby's, sport of andere talenten. Probeer zoveel mogelijk informatie over die ander te verzamelen. Gebruik hiervoor de 5WH methode
- Gezamenlijk tweetallen vormen; 
- Interview afnemen en uitwerken; 
Inleveren 20 april 

Slide 14 - Tekstslide

Doelen informatief gesprek
Verzamelen van informatie: cliënt kan informatie nodig hebben of de beroepskracht heeft informatie nodig. 

Gedragsverandering: Bijvoorbeeld een cliënt doet iets op een verkeerde manier
 
Aan het denken zetten: Als beroepskracht verschaf jij informatie zodat de cliënt een goede afweging kan maken; 

Oplossingen aanreiken/ vragen beantwoorden: Soms zijn cliënten niet overal van op de hoogte. Informatie geven kan een oplossing bieden. 

Slide 15 - Tekstslide

Wie neemt het initiatief? 

Informatie kun je op verschillende manieren geven: 
- De cliënt vraagt erom;
- Het is noodzakelijk dat bepaalde informatie wordt verzameld of doorgegeven; 
- Een ander vraagt jou om de cliënt te informeren. 

Slide 16 - Tekstslide

Aandachtspunten initiatief gesprek 
Let in ieder geval op je houding: Je kunt met jouw houding bijdragen aan het vergroten of verkleinen van acceptatie van jouw informatie: Je vergroot de kans door: 
-  De informatie één keer  te geven;
-  Gevoelens en emoties van de ander serieus te nemen;
-  Aan te sluiten bij de behoefte van de cliënt; 
- Te zorgen voor een goede opbouw in het geven van informatie;
- Te vragen of de informatie goed begrepen is. 

Slide 17 - Tekstslide

Helpend gesprek
Een cliënt wil met jou een probleem bespreken? 

Ervaringen:
Welke signalen kan een cliënt geven?
Wat kan wel en wat kan niet?
Wat is jouw rol als begeleider in het gesprek?
Doorverwijzen?

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Video

Doel van een helpend gesprek
Het doel van een helpend gesprek is de ander te helpen met zijn of haar probleem. 
Je laat zien dat je er bent voor hem en dat je zijn zorgen, angsten serieus neemt. 

Bekijk de aandachtspunten  7.5.3 (106).

Slide 21 - Tekstslide

Client 80 jaar "Soms vraag ik me af waarom mij dit nou moet overkomen".
Jouw reactie:

Slide 22 - Open vraag

Client (boos): "die stomme bezigheidstherapie hier kan me gestolen worden, ik ga er niet meer naar toe als je dat maar weet. Jouw reactie:

Slide 23 - Open vraag

Client; (echtgenoot is sinds kort overleden) "We hadden nog zoveel plannen en nu kan het ineens niet meer."
Jouw reactie:

Slide 24 - Open vraag

Probleemoplossend gesprek
Je zet de cliënt op het spoor om te bedenken wat hij echt wil.
De essentie is dat de cliënt zelf kiest voor een oplossing. 

Slide 25 - Tekstslide

Probleemoplossend gesprek - 4 fasen
Probleem helder krijgen: Precies beschrijven wat nu het probleem is. 

Opstellen van bijbehorende doelen: De cliënt zelf laten bepalen wat hij nu werkelijke wil

Bedenken van acties/ oplossingen: Je zet de cliënt ertoe aan om mogelijkheden op een rij te zetten.

Selecteren van acties/oplossingen: Samen bekijken wat wel en niet mogelijk is. 

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Slechtnieuwsgesprek 
Je deelt iets mee wat niet leuk is.
Welke emoties kan je tegenkomen?

Bekijk de indeling van een slechtnieuwsgesprek.
Neem de aandachtspunten door en vat dit in eigen woorden samen.

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Video

Welke ervaring heb je met het krijgen van slecht nieuws?

Slide 30 - Open vraag

Welke ervaring heb je met het geven van slecht nieuws?

Slide 31 - Open vraag

Weerstand
Is het innerlijke verzet dat iemand toont om zich te beschermen tegen een verandering of om eigen belangen te verdedigen.

Voorbeelden doornemen theorie.
Wat herken je uit eigen ervaring? 

Slide 32 - Tekstslide

Motivatie van de cliënt vergroten
Bij motivatie gaat het om een combinatie van drie: willen, kunnen en er klaar voor zijn. 

Hoe meer de client gemotiveerd is, hoe groter de kans dat zijn gedrag veranderd.
Pas als de client gemotiveerd is, heeft het zin doelen vast te stellen en een plan van aanpak op te stellen 

Slide 33 - Tekstslide

Aan de slag
Thema 3
Hoofdstuk 7
Opdrachten niveau 3/ 4 en 4

Slide 34 - Tekstslide