Het onvoltooid deelwoord maak je door achter het hele werkwoord een -d te zetten. Bijvoorbeeld: lachend, stotterend, staand.
Je kunt een onvoltooid deelwoord, net als een voltooid deelwoord, ook als bijvoeglijk naamwoord bij een zelfstandig naamwoord gebruiken. Dan zet je er soms nog een -e achter. Bijvoorbeeld:
– Op de foto staat een lachend meisje.
– De lachende kinderen moesten het lokaal verlaten.