Het bewegingstelsel

Het bewegingsstelsel:
Skelet en spieren
1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
zorgSecundair onderwijs

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Het bewegingsstelsel:
Skelet en spieren

Slide 1 - Tekstslide

Inleiding:
onder de huid -> systeem van spieren en botten
= bewegingsstelsel

Het bewegingsstelsel bestaat uit:
  • skelet
  • gewrichten
  • spieren en pezen

Slide 2 - Tekstslide

Functie van het skelet
  • geeft steun en stevigheid aan het lichaam
  • biedt bescherming aan organen
  • samen met de spieren zorgt het ervoor dat we kunnen bewegen. 

Slide 3 - Tekstslide

Organen die beschermd worden door het skelet:
  • hart -> borstbeen - ribben
  • Hersenen -> schedel
  • longen -> ribben
  • Nieren ->  bekken 

Slide 4 - Tekstslide

Skelet of geraamte:
  • v/e volwassen persoon -> 206 botten
  • baby's hebben meer botten + deze zijn zachter
  • zachte botten noemen we kraakbeen
  • tot 25 jaar wordt ons geraamte gevormd
  • kraakbeen wordt omgezet in echt been: beendervorming
  • bij mannen zijn de botten zwaarder dan bij vrouwen 

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

lichaam
  • schedel
  • aangezicht met verschillende holtes voor neus, mond en ogen
  • romp bestaande uit 3 delen: 
  1. wervelkolom
  2. ribben
  3. borstbeen
ledematen
  • bovenste ledematen
  • onderste ledematen

Slide 7 - Tekstslide

Waaruit bestaat het bewegingsstelsel?

Slide 8 - Open vraag

Welke organen worden beschermd door het skelet?

Slide 9 - Open vraag

Kraakbeen wordt omgezet in echt been =
A
kraakbeen
B
platte beenderen
C
beendervorming

Slide 10 - Quizvraag

Geef een ander woord voor kraakbeen

Slide 11 - Open vraag

1. lichaam
de schedel
  • platte beenderen die met elkaar vergroeid zijn
  • De schedel van een baby bestaat uit kraakbeen
  • bij de geboorte zitten deze niet aan elkaar vast
  • deze twee openingen die bij de geboorte niet dicht zijn = fontanel
  • na 18 maanden zijn de botten vergroeid

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

het aangezicht
  • is voorzien van holtes voor neus, mond en ogen
  • onderkaakbeen staat los van de schedel 
  • holtes voorzien voor de tanden 

Slide 14 - Tekstslide

 de romp
A. de wervelkolom of ruggengraat
B. de ribben
C. Het borstbeen

Slide 15 - Tekstslide

A. De wervelkolom of ruggengraat
taak= 
  • geeft steun bij het rechtop staan
  • draagt het hoofd
  • beschermt het ruggenmerg

Slide 16 - Tekstslide

vorm en opbouw=
  • S-vormig
  • bestaat uit: 33 wervels, onderverdeeld in:
  1.  7 nekwervels
  2. 12 borstwervels
  3. 5 lendenwervels
  4. heiligbeen+ staartbeen ( vergroeiing van 9 wervels

Slide 17 - Tekstslide

  • tussen elke wervel zit een schokdemper= tussenwervelschijf
  • is veerkrachtig
  • laatste 9 wervels hebben geen tussenwervelschijf nodig 

Slide 18 - Tekstslide

Kun je verklaren waarom de laatste 9 wervels geen tussenwervelschijf nodig hebben?

Slide 19 - Open vraag

Bouw van de wervel:
  1. wervellichaam
  2. dwarsuitsteeksel
  3. wervelboog
  4. doornuitsteeksel
  5. wervelgat
         ( doorgang ruggenmerg)

Slide 20 - Tekstslide

B. de ribben
  • 10 paar echte ribben
  • vergroeid met kraakbeen aan borstbeen
  • 2 paar zwevende ribben 

Slide 21 - Tekstslide

Hoe komen "zwevende ribben" aan hun naam?
A
Ze zitten nergens aan vast
B
vooraan zitten ze niet vast aan het borstbeen
C
Achteraan zitten ze niet vast aan het borstbeen

Slide 22 - Quizvraag

C. Het borstbeen
  • 3 platte beenderen die vergroeid zijn 
  • onderste stuk= zwaardvormig aanhangsel 

Slide 23 - Tekstslide

Welke ribben zijn nog het borstbeen verbonden?

Slide 24 - Open vraag

Hoeveel nekwervels hebben we?
A
33
B
5
C
12
D
7

Slide 25 - Quizvraag

Wat is de taak van de onze ruggengraat?

Slide 26 - Open vraag

De echte ribben zijn vergroeid met het kraakbeen aan het borstbeen?
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

2. ledematen
1. bovenste ledematen
bestaat uit:
  • schouder of schoudergordel (=schouderblad en sleutelbeen)
  • bovenarmen (=opperarmbeen)
  • onderarmen (= ellepijn en spaakbeen)
  • handen ( = handwortelbeentjes, middenhandsbeenderen en vingerkootjes)

Slide 28 - Tekstslide

2. onderste ledematen
bestaan uit:
  • heupbeenderen of bekkengordel (=bekken, heiligbeen en schaambeen)
  • bovenbeen (=dijbeen)
  • onderbenen (= kuitbeen en scheenbeen)
  • voeten (= voetenwortelbeentjes, middenvoetbeentjes en teenkootjes)

Slide 29 - Tekstslide

Soorten beenderen
  • platte beenderen:
           - breed en plat
           - hechten verschillende spieren aan vast
          vb: schouderbladen, schedelbeenderen,.....
 

Slide 30 - Tekstslide

  • lange beenderen
              - lang
              - dienen als draagbalk
              - aan uiteinden zijn twee verdikkingen
        vb: dijbeen, kuitbeen,..... 

Slide 31 - Tekstslide

  • korte beenderen
               vb: wervels, vingerkootjes 

Slide 32 - Tekstslide

Bouw en samenstelling van het bot
  • buitenzijde is bekleed met harde en dicht laag= compact bot
  • compact bod bied bescherming aan beenmerg
  • beenmerg zorgt voor aanmaak van bloedcellen 

Slide 33 - Tekstslide

beenderen bestaat uit:
  • 1/3 water
  • bloedvaten
  • zenuwen
  • kalkzouten ( voor stevigheid)
  • lijmstof( voor buigzaamheid) 

Slide 34 - Tekstslide

  • bij een baby bestaan de botten vooral uit kraakbeen.
  • Kraakbeen is stevig maar buigzaam 

Slide 35 - Tekstslide

Waar vind je nog kraakbeen bij jezelf?

Slide 36 - Open vraag

Kun je verklaren waarom kinderen minder vlug iets breken?

Slide 37 - Open vraag

Wat kun je dien om je botten sterker te maken?
  • zorgen voor voeding die rijk is aan calcium, vit D, magnesium, zink en andere mineralen.
  • niet roken
  • matig zijn met alcohol
  • botbelastende oefeningen
  • voldoende bewegen
  • medicatie nemen ( op doktersadvies )

Slide 38 - Tekstslide

botverbindingen
botten zijn op verschillende manieren verbonden met elkaar:
  • door vergroeiing
             - geen beweging mogelijk
             - vb: staartbeen
  • door naadverbindingen
              - geen beweging mogelijk
              - schedelverbindingen

Slide 39 - Tekstslide

  • door kraakbeen
             - geeft een beperkte mogelijkheid tot bewegen
              - tussenwervelschijven
  • door gewrichten
             - vb: elleboog, knie, heup, schouder,...... 

Slide 40 - Tekstslide

Gewricht
  1. gewrichtsbol
  2. gewrichtskom
  3. kraakbeen
  4. smeervloeistof
  5. gewrichtskapsel 

Slide 41 - Tekstslide

Verschillende gewrichten
scharniergewricht
  • eenvoudigste vorm
  • alleen naar voren en naar achteren bewegen
  • bv: ellebooggewricht, kniegewricht

Slide 42 - Tekstslide

kogelgewricht
  • grootste bewegingsvrijheid
  • beweging: op en neer, voor en achter en in het rond
  • vb: schoudergewricht, heupgewricht 

Slide 43 - Tekstslide

draaigewricht
  • draaibewegingen
  • vb: de twee bovenste nekwervels 

Slide 44 - Tekstslide

kogelgewricht
draaigewricht
scharniergewricht
Kogelgewricht
Kogelgewricht
Kogelgewricht
scharniergewricht

Slide 45 - Tekstslide