Taal thema 5

• Taal
• Basisschool
• Groep 5

De ruimtevaart

Wat is een professor?

1. Iemand die heel geleerd is.
2. Iemand die in een film speelt.
3. Een astronaut.
4. Een ruimtevaarder.

Wat kun je in een laboratorium doen?

Wat betekent 'rasecht'?

1. Een beetje echt.
2. Helemaal echt.
3. Half echt.
4. Niet echt.

Wat is een ander woord voor 'amper'?

1. geen
2. nauwelijks
3. helemaal
4. precies

Bedenk een woord wat past bij 'smeerboel'

Waar zou jij naar toe gaan als je 'een luchtje gaat scheppen?'

Wat is een ander woord voor het 'onderwerp' van een zin?

1. Het waar-deel
2. Het wat-deel
3. Het wie-deel

Wat is het onderwerp?
Er kijkt een astronaut door het raam naar binnen.

Wat is het onderwerp?
Jan-Erik kan niet slapen.

Naar welk woord verwijst 'ze'?
Mijn tante gaat op vakantie. Ze heeft er veel zin in!

1. vakantie
2. zin
3. mijn tante
4. gaat

Wat is het verwijswoord?
De astronaut gaat op ruimtereis. Hij heeft een ruimtepak aan.

In welke zin staat de komma op de goede plek?

1. Natuurlijk, ben ik echt dat zie je toch wel.
2. Natuurlijk ben ik, echt dat zie je toch wel.
3. Natuurlijk ben ik echt dat zie je, toch wel.
4. Natuurlijk ben ik echt, dat zie je toch wel.

In welke zin staat de komma op de goede plek?

1. Mama, mag ik een snoepje?
2. Mama mag ik, een snoepje?
3. Mama mag, ik een snoepje?
4. Mama mag ik een, snoepje?

Bedenk zoveel mogelijk zelfstandige naamwoorden:

Schrijf het znw op met het lidwoord:
Ze vliegen er met een raket naar toe.

Schrijf het znw op met het lidwoord:
De astronaut is aan het werk.

De mevrouw heeft een nachtmerrie gehad.

1. de mevrouw, heeft
2. de mevrouw, de nachtmerrie
3. de nachtmerrie
4. de nachtmerrie, heeft