Hoofdstuk 12 en hoofdstuk 13

1 / 45
volgende
Slide 1: Tekstslide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 45 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze les:
- Oefenen voor het proefwerk
- Praktische opdracht H14

Slide 2 - Tekstslide

TENTAMEN -> TENTAMENWEEK

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Sociaal gelaagd
A
Een rij beroepen, waarbij bovenaan de beroepen staan die hoog worden gewaardeerd en onderaan de beroepen die het minst worden gewaardeerd.
B
Een samenleving waarin enkele lagen te onderscheiden zijn op sociaal gebied.
C
Aanzien
D
Een groep mensen die in de samenleving ongeveer dezelfde positie inneemt.

Slide 5 - Quizvraag

Participatiestaat
A
Een staat waarin iedereen zoveel mogelijk moet meedoen in de samenleving.
B
Een staat waarin iedereen zo min mogelijk moet meedoen in de samenleving.
C
Een staat die de mensen verzorgt vanaf de geboorte tot aan de dood
D
Een staat die niet voor je zorgt

Slide 6 - Quizvraag

Sociale klasse
A
Een rij beroepen, waarbij bovenaan de beroepen staan die hoog worden gewaardeerd en onderaan de beroepen die het minst worden gewaardeerd.
B
Een samenleving waarin enkele lagen te onderscheiden zijn op sociaal gebied.
C
Aanzien
D
Een groep mensen die in de samenleving ongeveer dezelfde positie inneemt.

Slide 7 - Quizvraag

maatschappelijke ladder
A
Een rij beroepen, waarbij bovenaan de beroepen staan die hoog worden gewaardeerd en onderaan de beroepen die het minst worden gewaardeerd.
B
Een samenleving waarin enkele lagen te onderscheiden zijn op sociaal gebied.
C
Aanzien
D
Een groep mensen die in de samenleving ongeveer dezelfde positie inneemt.

Slide 8 - Quizvraag

Loonkloof
A
Aanzien
B
Een samenleving waarin enkele lagen te onderscheiden zijn op sociaal gebied.
C
Het gemiddelde beloningsverschil tussen mannen en vrouwen
D
Een groep mensen die in de samenleving ongeveer dezelfde positie inneemt.

Slide 9 - Quizvraag

status
A
Een rij beroepen, waarbij bovenaan de beroepen staan die hoog worden gewaardeerd en onderaan de beroepen die het minst worden gewaardeerd.
B
Een samenleving waarin enkele lagen te onderscheiden zijn op sociaal gebied.
C
Aanzien
D
Een groep mensen die in de samenleving ongeveer dezelfde positie inneemt.

Slide 10 - Quizvraag

Een samenleving waarin enkele lagen te onderscheiden zijn.
A
sociale klasse
B
sociaal gelaagd
C
maatschappelijke ladder
D
status

Slide 11 - Quizvraag

Groep mensen die in de samenleving ongeveer dezelfde positie inneemt.
A
sociale klasse
B
sociaal gelaagd
C
maatschappelijke ladder
D
status

Slide 12 - Quizvraag

Een rij beroepen, waarbij bovenaan de beroepen staan die hoog worden gewaardeerd en onderaan de beroepen die het minst worden gewaardeerd.
A
sociale klasse
B
sociaal gelaagd
C
maatschappelijke ladder
D
status

Slide 13 - Quizvraag

Het gemiddelde beloningsverschil tussen mannen en vrouwen
A
status
B
loonkloof
C
sociale klasse
D
sociaal gelaagd

Slide 14 - Quizvraag

Mensen die het minst/ meest verdienen, staan onderaan de maatschappelijke ladder.
minst
meest

Slide 15 - Poll

Aanzien
A
sociale klasse
B
sociaal gelaagd
C
maatschappelijke ladder
D
status

Slide 16 - Quizvraag

Antwoord
Minst

Slide 17 - Tekstslide

Schoonmaakpersoneel behoort tot dezelfde/ een andere sociale klasse als docenten
dezelfde
andere

Slide 18 - Poll

Antwoord
Andere

Slide 19 - Tekstslide

Tot de allerhoogste laag op de maatschappelijke ladder in Nederland horen de eigenaren van kleine en middelgrote ondernemingen.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 20 - Quizvraag

Kapitaalbezitters of topbestuurders van grote ondernemingen horen tot de bovenlaag volgens de maatschappelijke ladder.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 21 - Quizvraag

Langdurig werklozen behoren tot de werknemersklasse
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Lichamelijke arbeid wordt in ons land meer gewaardeerd dan geestelijke
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Etnische afkomst vormt geen factor die de sociale ongelijkheid in Nederland veroorzaakt
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Heeft iedereen in Nederland gelijke kansen?

Slide 25 - Woordweb

Noem vijf factoren die tot sociale ongelijkheid leiden

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Tekstslide

13.1 tegengestelde belangen
leerling/ leraar

Slide 29 - Woordweb

13.1 tegengestelde belangen
werknemer/ werkgever

Slide 30 - Woordweb

Individuele belangen
A
Belangen die voor jou als individu gelden
B
Belangen die voor iedereen gelden.
C
Groepen die langs allerlei wegen druk proberen uit te oefenen op mensen van wie ze wat gedaan willen krijgen.
D
Groep burgers die zich een bepaalde tijd inzetten voor een in (hun ogen) goede zaa

Slide 31 - Quizvraag

Collectieve belangen
A
Belangen die voor jou als individu gelden
B
Belangen die voor iedereen gelden.
C
Groepen die langs allerlei wegen druk proberen uit te oefenen op mensen van wie ze wat gedaan willen krijgen.
D
Groep burgers die zich een bepaalde tijd inzetten voor een in (hun ogen) goede zaa

Slide 32 - Quizvraag

Amnesty International
A
Zij komen op voor mensenrechten
B
Zij komen op voor een beter milieu en dieren

Slide 33 - Quizvraag

Pressiegroepen
A
Belangen die voor jou als individu gelden
B
Belangen die voor iedereen gelden.
C
Groepen die langs allerlei wegen druk proberen uit te oefenen op mensen van wie ze wat gedaan willen krijgen.
D
Groep burgers die zich een bepaalde tijd inzetten voor een in (hun ogen) goede zaa

Slide 34 - Quizvraag

Actiegroepen
A
Belangen die voor jou als individu gelden
B
Belangen die voor iedereen gelden.
C
Groepen die langs allerlei wegen druk proberen uit te oefenen op mensen van wie ze wat gedaan willen krijgen.
D
Groep burgers die zich een bepaalde tijd inzetten voor een in (hun ogen) goede zaak

Slide 35 - Quizvraag

Een goed milieu
individueel
collectief

Slide 36 - Poll

Belangen die voor jou als individu gelden.
A
individuele belangen
B
collectieve belangen
C
pressiegroep
D
actiegroep

Slide 37 - Quizvraag

Belangen die voor iedereen gelden.
A
individuele belangen
B
collectieve belangen
C
pressiegroep
D
actiegroep

Slide 38 - Quizvraag

Groepen die langs allerlei wegen druk proberen uit te oefenen op mensen van wie ze wat gedaan willen krijgen.
A
individuele belangen
B
collectieve belangen
C
pressiegroep
D
actiegroep

Slide 39 - Quizvraag

Groep burgers die zich een bepaalde tijd inzetten voor een in (hun ogen) goede zaak
A
individuele belangen
B
collectieve belangen
C
pressiegroep
D
actiegroep

Slide 40 - Quizvraag

Mensen hebben in de regel nooit tegenovergestelde belangen ten opzichte van anderen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 41 - Quizvraag

Het aanpakken van de milieuproblemen is vooral een individueel belang
A
Juist
B
Onjuist

Slide 42 - Quizvraag

Bij actiegroepen hebben we meestal te maken met een strakke en professionele organisatie
A
Juist
B
Onjuist

Slide 43 - Quizvraag

Praktische opdracht H14
Met deze praktische opdracht ga je zelf een poster maken voor jouw eigen politieke partij, dit is voor een cijfer! 

Slide 44 - Tekstslide

Wat moet er op jouw poster:
- Vijf standpunten die je hebt gekozen uit de 18 hier bovenstaande standpunten.
- Drie standpunten die jij zelf hebt verzonnen (die jij zelf ook belangrijk vindt)
- De naam van jouw politieke partij
- Het logo van jouw politieke partij
- Een verkiezingsleus of slogan, waarom mensen op jouw politieke partij moeten stemmen.
- Een foto van de lijsstrekker (dit ben jij zelf)
- De naam van de lijsstrekker

Slide 45 - Tekstslide