signaalwoordenlijst

signaalwoordenlijst
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

signaalwoordenlijst

Slide 1 - Tekstslide

Welk signaalwoord hoort bij het aanduiden van een oorzaak en gevolg relatie?
A
Therefore
B
Although
C
However
D
Moreover

Slide 2 - Quizvraag

vertaal het signaalwoord: however

Slide 3 - Open vraag

welke functie heeft het woord however
A
reden/oorzaak
B
voorwaarde
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 4 - Quizvraag

Welke functie heeft 'as a result' ?
A
vergelijking
B
tijd/volgorde
C
reden/oorzaak
D
gevolg/conclusie

Slide 5 - Quizvraag

vertaal: not only, but also

Slide 6 - Open vraag

welke functie heeft
'not only, but also'?
A
voorbeelden
B
uitbreiding/opsomming
C
vergelijking
D
reden/oorzaak

Slide 7 - Quizvraag

Since you 've made room.
juiste vertaling 'since'?
A
sinds
B
want
C
aangezien
D
intussen

Slide 8 - Quizvraag

odd one out: Welke past er niet bij?
A
initially
B
moreover
C
furthermore
D
besides

Slide 9 - Quizvraag

vertaal provided:
Provided he poses no danger to us, yes.

Slide 10 - Open vraag

Wat is dan de functie van provided?
A
tijd/volgorde
B
voorwaarde
C
tegenstelling
D
gevolg/conclusie

Slide 11 - Quizvraag

odd one out: welke hoort er niet bij?
A
instead
B
hence
C
despite
D
on the one hand

Slide 12 - Quizvraag

wat betekent 'hence'?
The roads were covered in ice; hence it was not safe to drive.

Slide 13 - Open vraag

in welke categorie valt 'hence'?
A
Vergelijking
B
Tegenstelling
C
Gevolg/conclusie
D
reden/oorzaak

Slide 14 - Quizvraag

In welke categorie van signaalwoorden valt 'nevertheless'?
A
contrast
B
voorwaarden
C
oorzaak-gevolg
D
vergelijking

Slide 15 - Quizvraag

after all ; in welke categorie hoort dit signaalwoord
A
uitbreiding/opsomming
B
reden/oorzaak
C
tegenstelling
D
gevolg/conclusie

Slide 16 - Quizvraag

Vertaal het signaaloord: whereas
He earns a lot, whereas her income is poor.

Slide 17 - Open vraag

In welke categorie valt whereas.
A
voorwaarde
B
tegenstelling
C
reden/oorzaak
D
gevolg/conclusie

Slide 18 - Quizvraag

odd one out
A
for example
B
to be fair
C
such as
D
for instance

Slide 19 - Quizvraag

Vertaal : After all:
He got a promotion. After all, he works hard!
A
uiteindelijk
B
tenzij
C
tenslotte
D
daarentegen

Slide 20 - Quizvraag

signaalwoord: what is more
welke categorie?
A
reden/oorzaak
B
gevolg/conclusie
C
tegenstelling
D
uitbreiding/opsomming

Slide 21 - Quizvraag

Hoeveel minuten tijd heb je voor een examenvraag van Engels waar je 1 punt voor krijgt?
A
2
B
2,5
C
3
D
3,5

Slide 22 - Quizvraag

stelling: de antwoorden van de vraag staan in de tekst
A
vaak wel, maar soms moet je conclusies trekken
B
ja
C
nee
D
a en b zijn beide correct

Slide 23 - Quizvraag

wel of niet beweringen staan meestal in de juiste volgorde, m.a.w. stelling 1 staat aan het begin etc....
A
klopt
B
klopt niet

Slide 24 - Quizvraag

In een heel examen staat er altijd een literair stuk, blz van een boek, of een fragment.
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Als een deel van het antwoord goed is, dan kies je dat antwoord
A
ja
B
nee

Slide 26 - Quizvraag

het goede antwoord is meestal een stukje uit de tekst in andere woorden
A
ja
B
nee

Slide 27 - Quizvraag

Bij het beantwoorden van de vragen over teksten, schakel je je mening over het onderwerp uit.
A
klopt
B
klopt niet
C
kan ik niet
D
waarom zou ik?

Slide 28 - Quizvraag

quiz was nuttig
A
ja
B
nee
C
geen mening
D
ging nergens over, zonde van mijn tijd

Slide 29 - Quizvraag