Maatschappijleer toets oefenen les

Heb je goed geslapen?
A
Ja
B
Nee
1 / 29
volgende
Slide 1: Quizvraag
MaatschappijleerMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Heb je goed geslapen?
A
Ja
B
Nee

Slide 1 - Quizvraag

Parlementaire Democratie
Les: oefenen voor de toets 

Slide 2 - Tekstslide

Structuur
Deel 1: krantenartikels en actualiteit overlopen voor de essayvraag
Deel 2: meerkeuzevragen oefenen 

Slide 3 - Tekstslide

Deel 1: actualiteit

Slide 4 - Tekstslide

Wat is er de voorbije tijd gebeurd in de politieke actualiteit?

Slide 5 - Woordweb

Krantenartikel 1

https://www.trouw.nl/politiek/kabinet-rutte-iii-valt-over-de-toeslagenaffaire~b17d6eac/?referrer=https%3A%2F%2Fwww.google.com%2F 


Slide 6 - Tekstslide

Wat gebeurde er bij de toeslagenaffaire?

Slide 7 - Open vraag

Wie moesten hier verantwoording voor afleggen?

Slide 8 - Open vraag

Krantenartikel 2
https://www.nporadio1.nl/politiek/30701-rutte-overleeft-motie-van-wantrouwen-ternauwernood-na-marathondebat 

Slide 9 - Tekstslide

Waarom vond er een debat plaats?

Slide 10 - Open vraag

Wat gebeurde er bij het marathondebat over de moties tegen Rutte?

Slide 11 - Open vraag

Deel 2: meerkeuzevragen

Slide 12 - Tekstslide

Linkse partijen:
A
vinden dat alle mensen evenveel belasting moeten betalen.
B
willen goede uitkeringen en voorzieningen voor de zwakkeren in de samenleving.
C
benadrukken de economische vrijheid van mensen en ondernemingen.
D
hechten veel waarde aan het geloof.

Slide 13 - Quizvraag

De trias politica heeft als doel:
A
dat de ministers gecontroleerd worden door het parlement.
B
dat de regering de wetgevende macht heeft.
C
te voorkomen dat politieke bestuurders te veel macht naar zich toe trekken.
D
dat het volk meer invloed krijgt op de wetgevende, de uitvoerende en de rechterlijke macht.

Slide 14 - Quizvraag

In een systeem van indirecte democratie:
A
kiest de bevolking indirect een parlement.
B
kiest de bevolking rechtstreeks een parlement.
C
hebben de politici beperkte bevoegdheden.
D
kiest de bevolking de regering.

Slide 15 - Quizvraag

Past de constitutionele monarchie binnen de uitgangspunten van een democratie?
A
Ja, want het volk heeft gekozen voor de monarchie en het parlement kan het ook weer afschaffen.
B
Ja, want de politieke macht wordt ingeperkt door de grondwet.
C
Nee, want in een democratie zijn alle bestuurders gekozen.
D
Nee, want een koning heeft geen stemrecht.

Slide 16 - Quizvraag

In welke van onderstaande uitspraken herken je een progressief standpunt?
A
Nederland moet ‘Brussel’ meer tegengas geven.
B
Het dragen van een boerka moet strafbaar worden.
C
De overheid moet zich minder bemoeien met sociaaleconomische kwesties.
D
De rechten van dieren moeten opgenomen worden in de grondwet.

Slide 17 - Quizvraag

Christendemocraten benadrukken dat
A
de overheid een sterk sturende rol behoort te hebben.
B
werkgevers en werknemers een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben.
C
inkomensverschillen de solidariteit tussen mensen in de weg staan.
D
Individuele vrijheid de kern is van het menselijk bestaan.

Slide 18 - Quizvraag

De SP is een voorbeeld van een:
A
conservatieve partij.
B
linkse partij.
C
rechts populistische partij.
D
liberale partij.

Slide 19 - Quizvraag

Wat staat in een verkiezingsprogramma van een partij?
A
De kandidatenlijst van de partij.
B
De plannen van de partij voor de verkiezingscampagne.
C
De belangrijkste plannen en opvattingen van de partij.
D
met welke partijen zij wel of niet willen meedoen aan de verkiezingen.

Slide 20 - Quizvraag

Ministers maken deel uit van:
I. de regering.
II. de Tweede Kamer.
III. het kabinet.
IV. de Staten-Generaal.
A
I, III en IV zijn juist.
B
Alleen I is juist.
C
I en III zijn juist.
D
Alle antwoorden zijn juist.

Slide 21 - Quizvraag

Het recht van interpellatie houdt in dat de Tweede Kamer:
A
het recht heeft om het beleid van de minister af te keuren.
B
het recht heeft een minister ter verantwoording te roepen.
C
het recht heeft een minister schriftelijke vragen te stellen.
D
het beleid van de minister grondig kan (laten) onderzoeken.

Slide 22 - Quizvraag

In welke situatie is er sprake van omzetting volgens de systeemtheorie?
A
De gemeenteraad besluit om stoplichten op een kruispunt te plaatsen nadat er twee doden zijn gevallen.
B
Buurtbewoners willen stoplichten op een kruispunt nadat er twee doden zijn gevallen.
C
Een gemeenteraadslid stelt vragen aan de wethouder over de veiligheid bij een kruispunt na een dodelijk ongeluk.
D
Een wethouder geeft opdracht stoplichten te plaatsen op het kruispunt.

Slide 23 - Quizvraag

Wie doen in de provincie hetzelfde soort werk als ministers op landelijk niveau?
A
De leden van de Provinciale Staten.
B
Het college van B & W.
C
De commissarissen van de Koning.
D
De Gedeputeerde Staten.

Slide 24 - Quizvraag

Kennen we in Nederland een metropool?
A
Nee, daarvoor is ons land te klein.
B
Ja, de Randstad functioneert inmiddels als een metropool.
C
Ja, de gemeente Amsterdam en omringende gemeenten zijn een metropool.
D
Nee, geen metropool, maar er zijn wel gemeenschappelijke regelingen tussen gemeenten.

Slide 25 - Quizvraag

Het vetorecht van de vijf permanente leden van de Veiligheidsraad heeft tot gevolg dat:
A
sommige resoluties niet worden uitgevoerd.
B
de Verenigde Staten meer macht hebben dan China.
C
niemand meer luistert naar uitspraken van de Algemene Vergadering van de VN.
D
de secretaris-generaal meestal de knoop moet doorhakken.

Slide 26 - Quizvraag

Ik heb dit hoofdstuk/onderwerp al goed onder de knie:
Wat is democratie?
Ideologie
Politieke partijen
Verkiezingen
Regering en ministers
Gemeenten en provinvies
Internationale politiek
Inspraak in politiek

Slide 27 - Poll

Deze hoofdstukken/onderwerpen vind ik nog moeilijk:
Wat is democratie
Ideologie
Politieke partijen
Verkiezingen
Regering en ministers
Gemeenten en provincies
Internationale politiek
Inspraak in politiek

Slide 28 - Poll

Heb je nog een vraag over de leerstof? Stel hem hier:

Slide 29 - Open vraag