Sam en praktijkopdracht

Welkom
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom

Slide 1 - Tekstslide

Welkom
Stilte graag





Aanwezigheid check

Slide 2 - Tekstslide

Vandaag
Algemene opstart

Keuze:
Aan de slag met praktijkopdracht om te kijken of je de leerdoelen beheerst. 
of
Herhaling van het hoofdstuk in een klein groepje

Slide 3 - Tekstslide

Leerdoelen, beantwoord de vragen

1. Je leert hoe je een woordformule maakt bij een beschrijving.   Wat is de vaste vorm?
 2. Je leert hoe je een grafiek tekent bij een woordformule.  Wat moet je eerst doen voordat je en grafiek tekent?
3. Je leert hoe je aan een formule ziet of de bijbehorende grafiek stijgend of dalend is. Waar kan je dit aan zien in de grafiek? Waar kan je dit aan zien in de woordformule?
4. Je leert wat een lineaire grafiek is. Welke vorm heeft deze grafiek?
5. Je leert hoe je een formule opstelt bij een lineaire grafiek. Welk stappenplan hoort hierbij?
6. Je leert hoe je twee grafieken vergelijkt. Hoe heet dit punt? 
7. Je leert hoe je controleert of je een snijpunt goed hebt afgelezen. Hoe doe je dit?
timer
5:00

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen, beantwoord de vragen

1. Vaste format voor een woordformule: antwoord = hellingsgetal x variabele + startgetal
 2. Als je bij een woordformule een grafiek wil tekenen, maak je eerst een tabel. 
3. Als de grafiek daalt is het hellingsgetal negatief. In een formule staat er dan een min voor het hellingsgetal.
4. Een lineaire grafiek kan je herkennen aan de rechte lijn. 
5.  Het stappenplan om van een grafiek een woordformule te maken is 
(1. waar start de grafiek, waar gaat de grafiek door de y-as, 2. stijgt of daalt de lijn. als hij daalt wordt het hellingsgetal negatief. 3. lees roosterpunten af en zet die in een tabel. 4. Deel de stappen van de y-as door de stappen van de x-as, 5. vul de woordformule in. Het antwoord is de y-as. De variabele is de x-as. )
6. Als je twee grafieken vergelijkt in een assenstel is heet het punt waar ze elkaar kruizen in de wiskunde het snijpunt. 
7. Als het snijpunt hebt afgelezen weet je welk getal er bij de x-as hoort. Vul dit getal bij beide woordformules in en kijk of er twee keer hetzelfde antwoord uitkomt. 

Slide 5 - Tekstslide

Praktijkopdracht 
HET IS FEEST!!!
Je mag een verjaardagsfeestje organiseren. Je gaat locaties met elkaar vergelijken. Welke locatie is duurder? 
Je gaat in totaal met 5 personen!

Werk in tweetallen:
Opdracht 1 t/m 4a maak je zelf (we gaan in stilte aan de slag)
1 persoon kiest locatie 1 
1 persoon kiest locatie 2





Slide 6 - Tekstslide

Aan de slag
Keuze:
Aan de slag met praktijkopdracht om te kijken of je de leerdoelen beheerst. 

of

Herhaling van het hoofdstuk in een klein groepje

Slide 7 - Tekstslide

Extra uitleg
1. Opstellen van een woordformule
2. Van een woordformule naar een grafiek (via en tabel)
3. Van een grafiek naar een woordformule

Slide 8 - Tekstslide

Woordformule opstellen
Je koopt abonnement op de sportschool voor 240 euro per jaar.
Als je gaat sporten betaal je per keer nog 2,50 euro voor het kluisje en de douche. 

Stel een woordformule op.

Slide 9 - Tekstslide

Woordformule opstellen
Je koopt abonnement op de sportschool voor 240 euro per jaar.
Als je gaat sporten betaal je per keer nog 2,50 euro voor het kluisje en de douche. 

Stel een woordformule op.

Maak een grafiek voor de kosten tot 5 bezoekjes

Slide 10 - Tekstslide

Stel een formule op
1. Waar start de grafiek? 
2. Stijgt of daalt hij?
3. Lees roosterpunten af en maak tabel
4. Bereken hoeveel de grafiek omhoog gaat
5. Stel de formule op

Slide 11 - Tekstslide

Aan de slag
Maak opdracht 1 t/m 4 van het werkblad voor morgen

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag
Lees de praktijkopdracht door 
En maakt in STILTE opdracht 1 t/m 4a. 
Daarna mag je rustig overleggen met je duo


Kijk de antwoorden na!







timer
8:00

Slide 13 - Tekstslide