KW23 -3v- Umgebung und Wetter

Wie ist das Wetter heute?
1 / 43
volgende
Slide 1: Open vraag
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 43 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Wie ist das Wetter heute?

Slide 1 - Open vraag

Erzähl etwas über deinen Tag..

Slide 2 - Open vraag

Ihr .... gut gearbeitet. (haben)
A
habt
B
haben
C
hat
D
hast

Slide 3 - Quizvraag

Udo, wo ......... du denn? (sein)
A
ist
B
bin
C
sind
D
bist

Slide 4 - Quizvraag

Wir ……….. heute Deutsch! (haben)
A
habben
B
haben
C
hat
D
habt

Slide 5 - Quizvraag

Wer ……. du? (sein)
A
sein
B
bist
C
bin
D
ist

Slide 6 - Quizvraag

_____ Sie morgen zu Hause sein, Frau Müller? (werden)
A
Werde
B
Werden
C
Wird

Slide 7 - Quizvraag

_____ du noch auf das Popkonzert gehen? (werden)
A
Werde
B
Wirst
C
Werden

Slide 8 - Quizvraag

Wir ............. 15 Jahre alt. (sein)
A
bin
B
sein
C
seid
D
sind

Slide 9 - Quizvraag

Sleep de uitgangen naar de juiste plek
ich
du
er/sie/es/man

wir 
ihr
sie/Sie
spiel
spiel
spiel

spiel
spiel
spiel
-e
-st
-t
-en
-en
-t

Slide 10 - Sleepvraag

Het werkwoord werden
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden

Slide 11 - Sleepvraag

Het werkwoord haben
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben

Slide 12 - Sleepvraag

Het werkwoord sein
ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
bin
bist
ist
sind
seid
sind

Slide 13 - Sleepvraag

(sein, werden) Wenn es wieder möglich .... , .... ich reisen.

Slide 14 - Open vraag

(haben) Die Menschen ..... Angst für die Prüfung.

Slide 15 - Open vraag

(werden) ..... du das wirklich machen?

Slide 16 - Open vraag

hatten (haben verleden tijd)
ich                       hatt-e
du                        hatt-est
er/sie/es           hatt-e
wir                       hatt-en
ihr                        hatt-et
sie/Sie               hatt-en

Slide 17 - Tekstslide

ich
du
er/sie/es
wir
ihr
sie/Sie
hatte
hattest
hatte
hatten
hattet
hatten

Slide 18 - Sleepvraag

waren (sein verleden tijd)
ich                    war
du                     war-st
er/sie/es        war 
wir                    war-en
ihr                     war-t
sie/Sie            war-en

Slide 19 - Tekstslide

vervoeg: waren met het juiste persoonlijke voornaamwoord

Slide 20 - Open vraag

wurden (werden verleden tijd)
ich                    wurd-e
du                     wurd-est
er/sie/es        wurd-e
wir                    wurd-en
ihr                     wurd-et
sie/Sie            wurd-en

Slide 21 - Tekstslide

vervoeg: wurden met juiste persoonlijke voornaamwoord

Slide 22 - Open vraag

Verleden tijd sein
Meine Eltern (ouders) ... in München

Slide 23 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
(sein) Wir ...... schnell fertig.

Slide 24 - Open vraag

Verleden tijd sein
Gestern ... Sie in Köln,Herr Kools.

Slide 25 - Open vraag

Ihr _________ (haben, verleden tijd) immer so viel Spaß zusammen, jetzt redet ihr kaum!

Slide 26 - Open vraag

Du _________ (haben, verleden tijd) immer so viel Spaß (plezier mit ihm, jetzt redet ihr kaum! (kaum = nauwelijks)

Slide 27 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd!
Ich habe heute Geburtstag.

Slide 28 - Open vraag

Ihr _________ (haben, verleden tijd) immer so viel Spaß zusammen, jetzt redet ihr kaum!

Slide 29 - Open vraag

Verleden tijd sein
Gestern ... Marco in Köln.

Slide 30 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
( haben ) Er ..... nichts gelernt.

Slide 31 - Open vraag

Vul de verleden tijd in.
Seine Freundin (warten) … am Bahnhof.

Slide 32 - Open vraag

schrijf alle vervoegingen van haben, sein en werden op in de verleden tijd

Slide 33 - Open vraag

Ihr _________ (haben, verleden tijd) immer so viel Spaß zusammen, jetzt redet ihr kaum!

Slide 34 - Open vraag

Ihr _________ (haben, verleden tijd) immer so viel Spaß zusammen, jetzt redet ihr kaum!

Slide 35 - Open vraag

Vul de juiste vorm van de verleden tijd in:
( haben ) Er ..... nichts gelernt.

Slide 36 - Open vraag

Du _________ (haben, verleden tijd) immer so viel Spaß (plezier mit ihm, jetzt redet ihr kaum! (kaum = nauwelijks)

Slide 37 - Open vraag

schrijf alle vervoegingen van haben, sein en werden op in de verleden tijd

Slide 38 - Open vraag

Zet de zin in de verleden tijd!
Ich habe heute Geburtstag.

Slide 39 - Open vraag

Ik kan in minimaal 10 lopende zinnen iets over vandaag vertellen.
Volledig
Deels
Niet

Slide 40 - Poll

Ik ken de tegenwoordige tijd van haben,sein,werden
Volledig
Deels
Niet

Slide 41 - Poll

Ik kan zwakke werkwoorden vervoegen.
Volledig
Deels
Niet

Slide 42 - Poll

Dit heb ik nodig om dit hoofdstuk nog beter te begrijpen:

Slide 43 - Open vraag