Herhaling blok 2 2 VWO

absenten
les via Teams
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary Education

In deze les zitten 29 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

absenten
les via Teams

Slide 1 - Tekstslide

Herhaling
stijlfiguren beeldspraak
voorzetselvoorwerp
verschil VZV en BWB
zinnen met twee OW en PV
Engelse WW
hoofdletters en kleine letters
woordvorming





Slide 2 - Tekstslide

beeldspraak/stijlfiguren
Je gebruikt een bepaald beeld om dat wat je zegt te verduidelijken. Veel in spreekwoorden. Schrijvers zijn vaak origineler.

Hij loopt rond als een kip zonder kop. (vergelijking)


Slide 3 - Tekstslide

metafoor
er wordt iets genoemd wat lijkt op datgene wat eigenlijk bedoeld wordt, maar wat niet genoemd wordt.

Mijn hoofd is als een lege theaterzaal waar elke keer hetzelfde stuk opgevoerd wordt. 

Slide 4 - Tekstslide

personificatie
Iets was niet menselijk is, krijgt menselijke eigenschappen.

De wind pakt de kleine jongen en gooit hem om.

Slide 5 - Tekstslide

voorzetselvoorwerp
Een zinsdeel beginnend met een voorzetsel. Dit voorzetsel hoort bij een werkwoord.

Ik reken op je komst.

Ik waarschuw je voor hem. 

Slide 6 - Tekstslide

Verschil VZV en BWB
De pan staat op het vuur.

Is OP te vervangen?

ja BWB
nee VZV

Slide 7 - Tekstslide

tijden werkwoorden
Ik koop een broodje tt
ik kocht een broodje vt


Slide 8 - Tekstslide

en hier dan?


ik heb een broodje gekocht 
ik wilde een broodje kopen 
Om te bepalen of een zin in de voltooide of onvoltooide tijd staat, kijk je of er een vorm van de hulpwerkwoorden hebben of zijn en een voltooid deelwoord in de zin voorkomen.
Om te bepalen of een zin in de tegenwoordige of verleden tijd staat, kijk je alleen naar de persoonsvorm. Je kijkt dus niet naar tijdwoorden in een zin om de tijd te bepalen.


Slide 9 - Tekstslide

Ik heb een broodje gekocht. 
Ik wilde een broodje kopen.

Slide 10 - Tekstslide

koppelwerkwoord
zwabbels
zijn
worden
a
blijven
blijken
e
lijken
schijnen

Slide 11 - Tekstslide

Is/wordt iemand iets of doet iemand iets?

De student is ziek
De student wordt leraar
De student is naar de universiteit gelopen


Slide 12 - Tekstslide

hww/kww/zww
een hulpwerkwoord alleen in combinatie met een kww of zww

In een zin nooit kww en zww samen (enkelvoudige zin)

Slide 13 - Tekstslide

oefenen
zelftest grammatica
cambiumned

Slide 14 - Tekstslide

spelling werkwoorden 
Werkwoorden zijn vaan vernederlandst door de uitgang -en

De werkwoorden worden net zoals de Nederlandse werkwoorden vervoegd.

checken: Jan checkte zijn mail. 

Slide 15 - Tekstslide

uitspraak
Soms moet je met de spelling duidelijk maken hoe je een woord uit moet spreken.

Johan passte de bal naar Maarten.
Ik heb mijn abonnement geüpgraded.

Slide 16 - Tekstslide

oefenen
De fysio (tapen) ............................ mijn enkel
Mijn moeder (flossen) ............................... haar tanden
Mijn broer (zappen) ................................ langs alle zenders.


Slide 17 - Tekstslide

bijvoeglijk naamwoord
Zegt iets over een zn

Een houten tafel

Slide 18 - Tekstslide

stoffelijk
Waaruit iets gemaakt is 

Een houten tafel

Eindigen meestal op -en, behalve bij nieuwe stoffen

Een plastic beker

Slide 19 - Tekstslide

afleiding voltooid deelwoord
-en als het vd ook op -en eindigt.

Een gebroken been

-e als vd op -d of -t eindigt altijd zo kort mogelijk
De geverfde muur
De gewitte muur 

Slide 20 - Tekstslide

te
na te het bijvoeglijk naamwoord als infinitief (hele ww)

De te beoordelen toetsen
De te verven muur

Slide 21 - Tekstslide

hoofdletters en kleine letters
Kijk goed in je boek om de regels te leren! Kleine herhaling van een paar moeilijke voorbeelden.

Heb je al aan mevrouw Van Asselt gevraagd of ze ook meedoet?
Ik heb al aan Petra van Asselt gevraagd of ze ook meedoet.

Waarom Van wel/niet met een hoofdletter?

Slide 22 - Tekstslide

Eigennamen
Woorden waarbij je niet meer aan een eigennaam denkt, schrijf je niet met een hoofdletter. barbiepop downsyndroom

Syndroom van Down wel!

Slide 23 - Tekstslide

heilige personen en zaken
Bijbel, Allah, God wel

Namen van gelovigen, geloven en politieke stromingen niet.

christen, pastoor, communisme 

Slide 24 - Tekstslide

periodes en tijdperken
Schrijf je niet met een hoofdletter.

middeleeuwen, pruikentijd

Slide 25 - Tekstslide

woordvorming
samenstelling en afleiding

Slide 26 - Tekstslide

samenstelling
twee woorden met een eigen betekenis worden tot een nieuw woord samengevoegd.

ijssalon
winterbanden
auto-ongeluk


Slide 27 - Tekstslide

afleiding
een zelfstandig woord met een voor- of achtervoegsel

eerlijk - oneerlijk

Slide 28 - Tekstslide

oefenen
zelftest en cambiumned.nl

Slide 29 - Tekstslide