6.2 van alle markten thuis


Hoofdstuk 6   Productie en Markt
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les


Hoofdstuk 6   Productie en Markt

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen :
korte herhaling van vorige les 
* ondernemingsvormen
* productiesectoren 
Belangrijkste doelen van deze les: 
  • Kernbegrippen van 6.1 weten en begrijpen
  • Begrijpen wat marktaandeel is en hoe je een         vraag hierover uitrekenen en uitleggen aan een ander
  • Relatie tussen vraag en aanbod en prijs begrijpen en kunnen uitleggen 








* informele en formele sector
* productiefactoren
* arbeids en kapitaal intensief
* afschrijving 
* bedrijfskolom en toegevoegde waarde 

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen :
korte herhaling van vorige les 
* ondernemingsvormen
* productiesectoren 
Hoe gaan we dat doen: 





* Herhalen belangrijke begrippen 6.1 
* Uitleg 2e gedeelte 6.1 
* Begin maken met uitleg  6.2 
* Opdracht 21 maken
* Opdracht over vraag en aanbod 
* Afsluiting van de les 

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Herhaling 6.1
Wat weten we nog over...




  •     informele en formele sector
  •     productiefactoren
  •     arbeids- en kapitaal intensief
  •     afschrijving 

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Productie in de formele sector noemen we ook wel productie ..........
A
in enge zin
B
in ruime zin

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hieronder staan vier voorbeelden van productie. 

Is er sprake van formele productie of van informele productie? Sleep de voorbeelden naar het juiste vak.
formele productie
informele productie
De buurman legt in zijn tuin een nieuw gazon aan.
De gemeentelijke plantsoenendienst maakt het park schoon. 
Een fabrikant maakt een nieuw model smartphone. 
Een timmerman beunt bij in de avonduren. 

Slide 6 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze vrachtwagen hoort bij de productiefactor ...
A
natuur
B
arbeid
C
kapitaal
D
ondernemerschap

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Deze koeien horen bij de productiefactor ...
A
natuur
B
arbeid
C
kapitaal
D
ondernemerschap

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is kapitaalintensief?
A
Mensen doen vooral het werk
B
Machines doen vooral het werk

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Een bedrijf met veel machines is ...
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Hoe produceert een timmerman?
A
arbeidsintensief
B
kapitaalintensief

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bereken de afschrijving per jaar.
Bastiaan heeft voor € 15.000 een auto gekocht en hij wil die in 5 jaar afschrijven. Hij verwacht de auto na die 5 jaar nog voor € 5.000 te kunnen verkopen.
A
€ 1.000
B
€ 1.500
C
€ 2.000
D
€ 3.000

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je hebt een auto gekocht voor €18.000,- Deze auto gaan 15 jaar mee. Hoeveel moet je per jaar afschrijven?
€18000,- : 15 jaar = €1200,- per jaar

Slide 13 - Open vraag

€18000,- : 15 jaar = €1200,- per jaar
Vervolg 6.1: De bedrijfskolom 


 bladzijde 165

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle 
bedrijven die na elkaar meewerken 
aan een product.

Slide 15 - Tekstslide

elke stap verder bewerkt, meer waard in elke stap door arbeid tijd en energie die er in wordt gestoekn 
Toegevoegde waarde
Elke schakel in de bedrijfskolom voegt waarde toe aan een product. 

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

... Stel je wilt een houten tuinstoel maken en verkopen
... Wat zijn de stappen?
  1. Houthakker
  2. Zagerij
  3. Meubelmaker
  4. Groothandel
  5. Woonwinkel


  • -> Consument

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Houthakker
2. Zagerij
3. Meubelmaker
4. Groothandel
5. Woonwinkel
-> Consument
  • € 5
  • € 15
  • € 40
  • € 50

  • Toegevoegde waarde
  • -> hoeveel een product telkens meer waard wordt doordat een bedrijf het product bewerkt
  • € 110
Opgave 6
blz. 99

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toeleveranciers ook toegevoegde waarde 
Waarom kiezen sommige bedrijven voor inkopen in plaats van zelf maken ? 

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Is duidelijk wat bedrijfskolom is?
Ja
Nee

Slide 20 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfskolom
Een voorbeeld:
de bedrijfskolom van brood.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan het BEGIN van de bedrijfskolom staat een bedrijf dat werkzaam is in de ..........
A
primaire sector
B
secundaire sector
C
tertiaire sector
D
quartaire sector

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Eindproducten zijn duurder dan
grondstoffen door de toegevoegde waarde.
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een detaillist?
A
een producent
B
een fabrikant
C
een consument
D
een winkelier

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bedrijfskolom
Chocoladefabriek
Supermarkt
Importeur
Cacaoplantage
Groothandel

Slide 25 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

 6.2 van alle markten thuis 




Wat is de markt ? 
concreet 
abstract

Slide 26 - Tekstslide

laten lezen 
In de economie :
Markt = geheel van vraag en aanbod 

 Wie biedt er aan ?
producent 
Wie vraagt ? 
consument 

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Marktaandeel 
 afzet van een bedrijf als % van de hele markt 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  •  5 minuten:  
  • lees opdracht 21 en  schrijf voor je zelf de stappen op papier hoe jij 21b en 21c  zou oplossen
  •  5 minuten: 
  • besprek met je buurman elkaars stappen
  • 5 minuten: 
  •  maak opdracht 21 en schrijf je antwoord op 
  •  Ik vraag een van jullie om uit te leggen hoe je dit hebt       aangepakt en wat je antwoord is 





Aan de slag  !! 
timer
1:00

Slide 29 - Tekstslide

zijn er nog andere ideeën 
  • opzoeken hoeveel % van de markt heeft LG 
  • dus 59.1 = 9% -> 100% = 656.7
  • marktaandeel S+A optellen: 25+12=37%
  • 37% van 656.7 = 242.9

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

In Doetinchem zijn er 3 bloemisten. De totale afzet van rozen op Valentijnsdag is 1150 rode rozen. Roberto's Flowershop verkoopt 450 rode rozen op deze dag. Hoe groot is haar marktaandeel?
A
33%
B
39%
C
33,3%
D
39,1%

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

vraag en aanbod 
pagina 167 boven aan  

 

Slide 32 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

  • inkoopprijs 
  • vraag en aanbod   (de markt) 
  • van je zelf en van concurrenten
Hoe bepaal je de verkoopprijs ?

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld vraag een aanbod 

Slide 34 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Als het aanbod van bananen toeneemt, wat gebeurt er dan met
de prijs van bananen?
A
De prijs stijgt
B
De prijs daalt
C
De prijs blijft gelijk

Slide 35 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Noem 1 ding wat je geleerd /
onthouden hebt van deze les ?

Slide 36 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat gaan we doen :
korte herhaling van vorige les 
* ondernemingsvormen
* productiesectoren 
Belangrijkste doelen van deze les: 
  • Kernbegrippen van 6.1 weten en begrijpen
  • Begrijpen wat marktaandeel is en hoe je een         vraag hierover kunt aanpakken en beantwoorden
  • Relatie tussen vraag en aanbod en prijs begrijpen








* informele en formele sector
* productiefactoren
* arbeids en kapitaal intensief
* afschrijving 
* bedrijfskolom en toegevoegde waarde 

Slide 37 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Noem 1 tip en 1 top voor mij over deze les,
dus wat ging goed, wat liever anders een volgende keer?

Slide 38 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies