POËZIE - strofebouw, rijm, ritme (II)

POËZIE-stofebouw. rijm. ritme
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecondary Education

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

POËZIE-stofebouw. rijm. ritme

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

HOE ZAT HET OOK WEER MET STROFEBOUW?

Slide 3 - Tekstslide

Een strofe die bestaat uit 2 versregels noemen we een

Slide 4 - Open vraag

Welke andere strofes ken je nog?

Slide 5 - Woordweb

DE AFWIJKINGEN MAKEN HET INTERESSANT

Slide 6 - Tekstslide

Afscheid van mijn lichaam
Waarom, mijn lichaam, was je mij zo weinig waard?
Waarom bleef ik zo koppig tronen in mijn hoofd
en woonde ik mezelf zo hevig uit?

O ja, ik hield van wijn, van zwaar doorrookte feesten,
lucide katers en oneindig gulle lakens.
Zo leefde ik verlicht mijn tijd aan stukken.

Nu lig ik op een zaal, mijn hart, die logge spier,
verlaat me, laf als een gedicht laat het me staan
en voor het eind van deze avond zakt de dood
mijn longen in.

De zon was mij nooit opgevallen als hij niet
steeds onderging. Geen lucht, geen flonkering, geen hoop.
Waarom, mijn lichaam, heb ik nooit in je geloofd?

Menno Wigman (1966)
uit: Slordig met geluk (2016)

Slide 7 - Tekstslide

EN MET RIJM OP BASIS VAN KLANK?

Slide 8 - Tekstslide


Dit kind, ons kind, dat louter vreugde is
Dit kind, dat als een bloem, zo jong, zo fris
Ontwaakt, ontluikt, al zoveel blijdschap bracht
En waar wij voor willen zorgen, dag en nacht

Slide 9 - Tekstslide

Afscheid van mijn lichaam
Waarom, mijn lichaam, was je mij zo weinig waard?
Waarom bleef ik zo koppig tronen in mijn hoofd
en woonde ik mezelf zo hevig uit?

O ja, ik hield van wijn, van zwaar doorrookte feesten,
lucide katers en oneindig gulle lakens.
Zo leefde ik verlicht mijn tijd aan stukken.

Nu lig ik op een zaal, mijn hart, die logge spier,
verlaat me, laf als een gedicht laat het me staan
en voor het eind van deze avond zakt de dood
mijn longen in.

De zon was mij nooit opgevallen als hij niet
steeds onderging. Geen lucht, geen flonkering, geen hoop.
Waarom, mijn lichaam, heb ik nooit in je geloofd?

Menno Wigman (1966)
uit: Slordig met geluk (2016)

Slide 10 - Tekstslide

Maar je kan rijm ook benoemen op basis van de PLAATS die het inneemt in een versregel

Slide 11 - Tekstslide

EN DAN ZIJN ER NOG
RIJMSCHEMA´S 
(op basis van eindrijm)

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

DIT IS EEN VOORBEELD VAN
A
gepaard rijm
B
slagrijm
C
gekruist rijm
D
omarmend rijm

Slide 14 - Quizvraag

EN DEZE:
papa surft

Ik wil buiten achter papa hollen.
Papa zit te surfen en te scrollen.
Hoe ik hem ook roep, op luide toon,
Papa ziet alleen zijn telefoon.

Misschien moet ik papa even bellen?
Dan kan ik hem eindelijk vertellen,
dat ik alvast de tuin in ga,
dat ik op hem wacht en ik besta.

Slide 15 - Tekstslide

DIT IS EEN VOORBEELD VAN
A
gepaard rijm
B
slagrijm
C
gekruist rijm
D
omarmend rijm

Slide 16 - Quizvraag

METRUM EN RITME
In ieder gedicht zit een bepaald ritme. Een dichter kan ervoor kiezen om altijd hetzelfde ritme aan te houden, maar dat hoeft niet. 

Slide 17 - Tekstslide

WAAR wijkt het ritme hier af? En waarom?
Wens
Dat je mag vinden wat je zoekt
Dat je blijft zoeken als je vindt
Dat je de dingen blijft bekijken
Met de wijsheid van een kind

Dat elke dag één ogenblik
Je overrompelt, pakt of raakt
Dat het een jaar wordt dat de grootste afstand
overbrugbaar maakt


Slide 18 - Tekstslide

TRUCJE 1: ENJAMBEMENT
de zin stopt niet aan het einde van de versregel

Slide 19 - Tekstslide

Kindertelefoon
Problemen zijn net taxushagen, zei de man aan de lijn, die moet je
snoeien voordat ze je boven het hoofd groeien. En ik zag hem voor
me met de heggenschaar in de hand, klaar voor de slag, ik voelde
de tranen in mijn oogkassen branden: hij was de tuinman van mijn


angsten. Alles wat overwoekert, is onkruid, probeerde daarom met iets
kleins te beginnen, over dat ik graag een kat of anders een cavia zou
willen, iets wat ik kan aaien als mijn hand de warmte van een lichaam
zoekt, dat ik soms zo slis dat niemand me wil verstaan, alsof ik in de


woestijn sta en roep om een glas water. Behalve als ik scheld met homo,
enkel om te verbloemen dat ik zelf stiekem van jongens met krullen houd,
nachtenlang voetbal ik met ze en denk aan tongen. Verdriet zit vaak in
het wroeten in de aarde terwijl je er eigenlijk iets hoort te zaaien.


Ik liet een stilte vallen, dacht na over hoe ik gisteren iemand op het
schoolplein in zijn buik trapte, gewoon uit verveling, daar krijg je losse
benen van, niets aan te doen. Nu ben ik geschorst, zit op mijn kamer met
het verlangen naar een kat of cavia, een jongen met krullen. En zoveel

vragen meneer de tuinman: waarom ben ik eigenlijk op aarde? Waarom
zitten er gaten in donuts? Waarom raken slakken nooit in de war van hun
tweeslachtigheid ? Waarom ben ik zo snel boos? Ik ben net als Mario uit
het computerspel: als ik ergens tegenaan loop word ik een kopje kleiner.

Soms fluister ik in bed tegen mezelf alles wat ik ooit tegen een ander
zei: Loser. Huilebalk. Homo. Apenkop. Halvegare. En dan wil ik het
liefst dood. Waar het begon? Op een dag zat ik in de klas, keek naar
mijn lievelings-Disneytrui en dacht: ben ik hier niet te oud voor? Ineens

kriebelde hij aan alle kanten, leek hij gekrompen en zonder het te
beseffen, was ik uit het kind gegroeid, uit mezelf. Ik had niet eens
de kans om afscheid te nemen. Vanaf toen schreef ik niet meer binnen de
lijntjes en werd ik een hanenpoot, schots en scheef sta ik in de wereld.

© 2019, Marieke Lucas Rijneveld
Uit: Fantoommerrie, Atlas Contact, Amsterdam

Slide 20 - Tekstslide

TRUCJE 2: ELISIE
woorden korter maken om het metrum te doen kloppen

Slide 21 - Tekstslide

"Woningloze"
   J. Slauerhoff (1898 – 1936)
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
 nooit vond ik ergens anders onderdak;
 voor de eigen haard gevoelde ik nooit een zwak,
 een tent werd door den stormwind meegenomen.


 Alleen in mijn gedichten kan ik wonen.
 Zoolang ik weet dat ik in wildernis,
 in steppen, stad en woud dat onderkomen
 kan vinden, deert mij geen bekommernis.


 Het zal lang duren, maar de tijd zal komen
dat vóór den nacht mij de oude kracht ontbreekt
 en tevergeefs om zachte woorden smeekt,

 waarmee ‘k weleer kon bouwen, en de aarde
 mij bergen moet en ik mij neerbuig naar de
 plek waar mijn graf in ’t donker openbreekt.
  

Slide 22 - Tekstslide

DONDERDAG NA DE VAKANTIE:
22/2: TEST POËZIE

Slide 23 - Tekstslide