H3 HH Lezen, uitleg H3 WS Figuurlijk Taalgebruik

H3 Lezen en Woordenschat
Lezen: Tekstverbanden- Opsomming en tegenstelling
Woordenschat: Figuurlijk Taalgebruik
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 11 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H3 Lezen en Woordenschat
Lezen: Tekstverbanden- Opsomming en tegenstelling
Woordenschat: Figuurlijk Taalgebruik

Slide 1 - Tekstslide

H3 Lezen
Tekstverbanden en signaalwoorden
Herhaling

Slide 2 - Tekstslide

In teksten hebben zinnen en alinea’s met elkaar te maken. Ze houden verband met elkaar. Aan een signaalwoord zie je met welk verband je te maken hebt. Die woorden helpen je een tekst beter te begrijpen. Er zijn verschillende soorten verbanden. Welke twee verbanden hebben we behandeld?

Slide 3 - Open vraag

Noem twee signaalwoorden waar je een opsomming aan herkent?

Slide 4 - Open vraag

Maak zelf een goede zin waarin een opsomming staat. Gebruik een signaalwoord.

Slide 5 - Open vraag

Noem twee signaalwoorden waar je een tegenstelling aan herkent?

Slide 6 - Open vraag

Maak zelf een goede zin waarin een tegenstelling staat. Gebruik een signaalwoord.

Slide 7 - Open vraag

H3 Woordenschat
Figuurlijk taalgebruik

Slide 8 - Tekstslide

Wat staat er: Figuurlijk taalgebruik
In teksten kom je vaak zinnen met een figuurlijke betekenis tegen. Er wordt dan iets anders bedoeld dan er eigenlijk staat. Bijvoorbeeld:
Hij heeft voor weinig geld een rashond op de kop getikt.
Hij heeft de rashond niet op zijn kop geslagen, maar hij heeft voor weinig geld een rashond gekocht.

Om een tekst te begrijpen, is het belangrijk dat je figuurlijk taalgebruik herkent. Lees de tekst zorgvuldig en vraag je af: bedoelt de schrijver het letterlijk, dus precies zoals het er staat? Als dat niet zo is, lees dan de zinnen eromheen om de betekenis te vinden.

Uitdrukkingen zijn ook een vorm van figuurlijk taalgebruik. Als je niet weet wat een uitdrukking betekent, zoek je de betekenis op in een (online)-woordenboek. Zoek bij het eerste belangrijke woord uit de uitdrukking.
Bijvoorbeeld: over smaak valt niet te twisten
Je zoekt in het woordenboek bij smaak.


Slide 9 - Tekstslide

Maak een zin waarin je figuurlijk taalgebruik gebruikt.

Slide 10 - Open vraag

Aan het werk
Kijk in Magister welke opdrachten je moet maken.

Slide 11 - Tekstslide