week 13

Nederlands
Week 13
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Week 13

Slide 1 - Tekstslide

Planning woensdag


- Herhalen hst. 5 Woordenschat
- Instructie hst. 6 Woordenschat

Slide 2 - Tekstslide

Wat is de betekenis van het woord
faalangst?

Slide 3 - Open vraag

Wat is de betekenis van het woord
stoelverwarming

Slide 4 - Open vraag

Zoek een bekend woorddeel. (let op woorden met een voorvoegsel zoals on- en her- ). Wat is de betekenis van het woord herinrichting?

De herinrichting van mijn slaapkamer was een hele klus.
A
verhuizing
B
verven
C
opnieuw inrichten
D
schoonmaken

Slide 5 - Quizvraag

Zoek een bekend woorddeel. (let op woorden met een achtervoegsel zoals -loos en -vol). Wat is de betekenis van het woord smakeloos?
We betaalden veel geld in het restaurant, maar het eten was smakeloos.
A
zonder smaak
B
koud
C
pittig
D
te zout

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de betekenis van het woord
betekenisvol

Slide 7 - Open vraag

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Een woord kan bestaan uit meer delen.

Bijvoorbeeld: 
huisdier = huis + dier

Slide 8 - Tekstslide

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Als je weet wat de woorddelen betekenen, kun je zelf bedenken wat het hele woord betekent.

Bijvoorbeeld:
een huisdier is een dier voor in huis

Slide 9 - Tekstslide

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Er zijn woorden met een stukje ervóór, 
dat is een voorvoegsel.


Dus:
onaardig betekent niet aardig
Bijvoorbeeld: het stukje on- betekent niet.

Slide 10 - Tekstslide

WOORDENSCHAT

een bekend woorddeel


Er zijn woorden met een stukje erachter, 
dat is een achtervoegsel.


Dus:
geluidloos betekent zonder geluid
Bijvoorbeeld: het stukje -loos betekent zonder.

Slide 11 - Tekstslide



Je weet dat je de betekenis van een moeilijk woord kunt vinden door het op te zoeken in een woordenboek.

Woordenschat
hoofdstuk 6

Slide 12 - Tekstslide

WOORDENSCHAT

zoeken in een woordenboek


Als je de betekenis van een belangrijk woord niet weet, kun je die opzoeken in een woordenboek. Daarin staan de woorden op alfabetische volgorde. Kijk eerst naar de eerste letter van het woord: staat deze letter voorin, middenin of achterin het alfabet? Zo weet je waar je ongeveer moet zoeken in het woordenboek. Als veel woorden met dezelfde letter beginnen, kijk je naar de tweede letter, daarna naar de derde, enzovoort.

Slide 13 - Tekstslide

WOORDENSCHAT

zoeken in een woordenboek

Bekijk het schema

Slide 14 - Tekstslide

Welk woord vind je NIET in het woordenboek?
A
Applaus
B
Bureau
C
Kastje
D
Nagel

Slide 15 - Quizvraag

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
moeiteloos

Slide 16 - Sleepvraag

Waar zoek je het woord in het woordenboek?
Sleep het woord naar het juist antwoord.
voorin
middenin
achterin
uiteraard

Slide 17 - Sleepvraag

OPDRACHT
In de volgende zinnen is steeds een woord onderstreept.
Noteer bij welk woord je in het woordenboek moet zoeken.

Bijvoorbeeld:
Dit jaar vieren wij een sobere kerst.

sober

Slide 18 - Tekstslide


Veel wilde dieren leven in reservaten, omdat ze daar veiliger zijn.

Slide 19 - Open vraag


Na de aanrijding zat er een klein butsje in de bumper van de auto.

Slide 20 - Open vraag


In deze sjofele kleren kun je niet naar het feest.

Slide 21 - Open vraag


Cindy promoot het drinken van kraanwater op haar blog.

Slide 22 - Open vraag



reservaten


butsje

sjofele

promoot


van de omgeving afgesloten leefgebied

deukje

onverzorg en armoedig

reclame maken
Betekenissen van de woorden uit de vorige oefening

Slide 23 - Tekstslide

Maak nu opdracht 1 t/m 4 van hst. 6 Woordenschat.

Slide 24 - Tekstslide

Planning donderdag

- Zelfstandig werken

- Klaar? Lezen of extra oefenen (hst. 6 Lezen).

Slide 25 - Tekstslide

Zorg dat je alles af hebt:

- Hst. 4 Lezen
- Hst. 4 Woordenschat
- Hst. 5 Lezen t/m opdracht 3
- Hst. 5 Woordenschat t/m opdracht 5
- Hst. 6 Lezen t/m opdracht 2
- Hst. 6 Woordenschat t/m opdracht 4

Slide 26 - Tekstslide