herhaling hoofdstuk 2

herhaling hoofdstuk 2
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

herhaling hoofdstuk 2

Slide 1 - Tekstslide

 Is het voorbeeld wel óf geen consumentenorganisatie? Sleep het voorbeeld naar links of rechts.
Wel
Niet
Wel
Wel
Wel
Wel
Niet
Niet
Niet
Niet
Consumentenbond
NS
Vereniging Eigen Huis
ANWB
Kwantum

Slide 2 - Sleepvraag

Onder welke voorwaarde kom je doorgaans in aanmerking voor huurtoeslag in Nederland?
A
Je bent een student en huurt een studentenkamer.
B
Je inkomen is hoger dan de vastgestelde inkomensgrens.
C
Je huurt een sociale huurwoning en je inkomen is lager dan een bepaalde grens.
D
Je hebt een koopwoning.

Slide 3 - Quizvraag


Jamie heeft een huis gekocht voor €285.000 k.k. De WOZ voor dit huis bedraagt €270.000. Het tarief van OZB is 0,1035%
Bereken het bedrag wat Jamie aan ozb moet betalen.
A
€279,45
B
€279
C
€294,98
D
€294

Slide 4 - Quizvraag

Wel toestel wordt uitgeroepen tot beste koop?
(beste prijs-kwaliteitverhouding)
A
iPhone X
B
Samsung S9
C
Huawei P20
D
Samsung Note S9

Slide 5 - Quizvraag

Hogere WOZ.
OZB hoger of lager??
A
Hoger
B
Lager

Slide 6 - Quizvraag

Wat doen consumentenorganisaties NIET?
A
Onpartijdige informatie geven
B
Informatie geven over de rechten en plichten van de consument
C
Opkomen voor detaillisten
D
Acties voeren om de belangen van consumenten te beschermen bij overheid en bedrijven

Slide 7 - Quizvraag

Wat is OZB?
A
Onroerende Zaak Belasting
B
Huurtoeslag
C
Gemeentebelasting
D
Huurverhoging

Slide 8 - Quizvraag

De kosten koper bestaan uit overdrachtsbelasting en notariskosten
A
Waar
B
Niet waar

Slide 9 - Quizvraag

De                            bestaat uit de totale
              naar woningen en het totale             van woningen. Veel huurwoningen zijn in het bezit van een                               . Als je een laag inkomen hebt, kun je recht hebben op                                   Als je een woning koopt, heb je bij een bestaande woning te maken met k.k. (=                        ). Die bestaan uit                      belasting en                    kosten. Als je een huis koopt, neem je een
                           lening of kortweg                      . Als eigenaar van een woning betaal je aan de gemeente ieder jaar                                           belasting (ozb).











Hypotheek
Overdrachts
Woningmarkt
Vraag
corporatie
Notaris
Aanbod
Hypothecaire
Huurtoeslag
onroerendezaak
Kosten koper

Slide 10 - Sleepvraag

De prijs van 460 gram aardbeien is 3,25. Bereken de prijs per 100 gram.
A
€0,75
B
€0,71
C
€0,81
D
€0,85

Slide 11 - Quizvraag

Wat is consumer power
A
sterke verbruikers
B
consumenten die samenwerken om een bedrijf te beinvloeden
C
power girls
D
sterke mannen die veel te vertellen hebben

Slide 12 - Quizvraag

Wat is een groot verschil tussen de consumentenbond en de ACM?
A
hun macht en rechten
B
niks, er is geen verschil
C
de bond adviseert en de ACM controleert.

Slide 13 - Quizvraag

Wat zijn maatschappelijke kosten?
A
Die betaal je als je een auto koopt.
B
Een ander woord voor rente.
C
Kosten om afvalwater te verwijderen.
D
Kosten voor huizenbezitters.

Slide 14 - Quizvraag

Wet koop op afstand
Wet productaansprakelijkheid
Colportagewet
Consumentenrecht
14 dagen bedenktijd bij online en telefonische aankopen
De fabrikant is aansprakelijk bij (gevolg)schade door een gebrekkig product
 Regels over verkoop aan de deur, thuisverkopen, boven de 50,-.
Recht op een deugdelijk product en garantie

Slide 15 - Sleepvraag

Variabele kosten
Vaste kosten
Leveringskosten
Gasverbruik
Energiebelasting
Netbeheerkosten

Slide 16 - Sleepvraag

prijsverschil : prijs waarmee je vergelijkt x 100%
Bmw is €54.500,- en de Audi is €47.750,-
Hoeveel procent is de Bmw duurder DAN de Audi?

Slide 17 - Open vraag

De warenwet is
A
De wet die voedsel controleert
B
De wet die de waarde controleert van een product
C
De wet waarin staat dat een product niet schadelijk mag zijn voor je gezondheid
D
De wet waarin staat dat een product voor eerlijke waarde verkocht moet worden

Slide 18 - Quizvraag

Productie levert milieuschade op. Wat is waar over milieuschade?
A
Milieuschade is direct merkbaar
B
Herstellen is onmogelijk
C
Milieuschade is niet direct merkbaar

Slide 19 - Quizvraag

De beste koop uit een vergelijkend warenonderzoek is:
timer
0:45
A
Het product met het beste cijfer, de prijs maakt niet uit
B
Het goedkoopste product, het testcijfer maakt niet uit
C
Het product met een hoog cijfer en een goede prijs

Slide 20 - Quizvraag

De Colportagewet geldt bij producten met een minimale waarde van € .......
A
€ 5
B
€ 25
C
€ 50
D
€ 75

Slide 21 - Quizvraag