Week 10 - Les 3

1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Le planning
  • Corriger les devoirs
  • Faire des exercices
  • Répéter le passé composé

Slide 2 - Tekstslide

Le but d'aujourd'hui
  • Ik snap de passé composé en weet hoe ik hem moet vormen.

Slide 3 - Tekstslide

Corriger les devoirs
  • Prends un stylo rouge/autre couleur
  • Corriger ex. 13 (CD’E, p. 31)

Slide 4 - Tekstslide

Overhoren - Glossaire unité 2, leçon 2 (LD’E, p. 105, 106)

Slide 5 - Tekstslide

Le passé composé  (p. 35, schema 5)

Slide 6 - Tekstslide

timer
1:30
avoir
être
ont
es
avons
ai
sommes
avez
suis
a
as
sont
êtes
est

Slide 7 - Sleepvraag

Wat heb je altijd nodig voor het maken van een passé composé?

Slide 8 - Open vraag

On a habité
A
présent
B
passé composé

Slide 9 - Quizvraag

nous habitons
A
présent
B
passé composé

Slide 10 - Quizvraag

elle a regardé
A
présent
B
passé composé

Slide 11 - Quizvraag

nous avons écouté
A
présent
B
passé composé

Slide 12 - Quizvraag

Uit hoeveel delen bestaat Passé Composé?
A
1
B
2

Slide 13 - Quizvraag

Jullie hebben Parijs bezocht.
A
Vous avez visité Paris.
B
Vous allez visiter Paris.
C
Vous visitez Paris.
D
Vous avez visiter Paris.

Slide 14 - Quizvraag

tu - parler

passé composé
A
tu as parlé
B
tu est parlé
C
tu parles
D
tu parle

Slide 15 - Quizvraag

vous - manger

passé composé
A
vous mangez
B
vous avez mangé
C
vous êtes mangé
D
vous mangons

Slide 16 - Quizvraag

Zet in de goede vorm:
On (passé composé, passer) __________
A
a passer
B
as passé
C
ont passer
D
a passé

Slide 17 - Quizvraag

Welk werkwoord gebruik je het meest bij de passé composé?
A
être
B
avoir

Slide 18 - Quizvraag

Passé composé - gebruik
J’ai regardé un film pendant le week-end. 
Ik heb een film gekeken in het weekend.

Kijk naar bovenstaande voorbeeldzin. De passé composé gebruik ik om.... 
  • iets over het verleden te vertellen

Slide 19 - Tekstslide

Passé composé - hulpww. 
  • Wanneer je in het Nederlands het hulpwerkwoord zijn gebruikt (ik ben gegaan), gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord être.  
  • Wanneer je in het Nederlands het hulpwerkwoord hebben gebruikt (ik heb gekeken), gebruik je in het Frans het hulpwerkwoord avoir.  

Slide 20 - Tekstslide

Passé composé - vorm
De passé composé bestaat, net als de Nederlandse voltooide tijd uit twee delen

  • het bestaat uit een hulpwerkwoord en een voltooid deelwoord

Slide 21 - Tekstslide

De enige vormen met être

Slide 22 - Tekstslide

Passé composé - hulpww.
Voor de passé composé gebruik je deze hulpwerkwoorden in de tegenwoordige tijd (le présent). Het is dus belangrijk deze goed uit je hoofd te kennen! 

Zie de volgende dia...

Slide 23 - Tekstslide

avoir = hebben
j'ai
tu as 
il, elle, on a
nous avons
vous avez
ils, elles ont 
être = zijn
je suis
tu es
il, elle, on est
nous sommes
vous êtes
ils, elles sont 

Slide 24 - Tekstslide

Passé composé - volt. dw. 
In het Frans heb je werkwoorden die eindigen op:
1. -er (zoals regarder = kijken)
2. –ir (zoals sortir = uitgaan)
3. –re (zoals vendre = verkopen)

Slide 25 - Tekstslide

Passé composé - volt. dw. 
Bij regelmatige ww. is het maken van het voltooid deelwoord heel makkelijk. 

  • Regelmatige werkwoorden op –er: haal -er eraf en voeg é toe (manger: j'ai mangé des moules).
  • Regelmatige werkwoorden op –ir: haal -ir eraf en voeg je -i toe (partir: il est parti en vacances)
  • Regelmatige werkwoorden op –re: haal -re eraf en voeg je -u toe  (perdre: elle a perdu son sac) 


Slide 26 - Tekstslide

Passé composé - volt. dw.
Wanneer het werkwoord in de passé composé wordt vervoegd met het hulpwerkwoord être past het voltooid deelwoord zich aan het onderwerp. Kijk goed naar deze voorbeelden:

  • Il est allé au collège. Hij is naar school gegaan. 
  • Elle est allée au collège. Zij is naar school gegaan. 
  • Ils sont allés au collège. Zij zijn naar school gegaan. 
  • Elles sont allées au collège. Zij zijn naar school gegaan. 


Slide 27 - Tekstslide

Passé composé - ontkenning
Je n’ai pas regardé un film. Ik heb geen film gekeken.
Elle n’est pas allée au collège. Zij is niet naar school gegaan.

  • In een ontkennende zin staat ne voor de persoonsvorm en pas er direct achter. 

Slide 28 - Tekstslide

Prends ton agenda et notes les devoirs
Les devoirs pour le lundi 8 novembre :
  • opdracht 1, 2 en 3 (CD’E, p. 32 + 33)
  • opdracht 2 (LD’E, p. 31)
  • répéter glossaire unité 2, leçon 2 (LD’E, p. 105, 106)

Slide 29 - Tekstslide