In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 80 min
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Donderdag 22 mei 2025
Slide 2 - Tekstslide
Programma
- Lezen
10 min
- Terugblik vorige les
10 min
- Huiswerk
10 min
- "Opmaak"
10 min
-Oefenen
30 min
-Afsluiting
10 min
Slide 3 - Tekstslide
Lezen
Werken aan je fictiedossier!
Slide 4 - Tekstslide
Terugblik vorige les
Verbaal
Non-verbaal
Communicatie
Slide 5 - Tekstslide
Wat is het verschil tussen verbaal en non-verbaal? (communicatie)
Slide 6 - Open vraag
In een presentatie gebruik je non-verbale communicatie en verbale communicatie.
Wat betekent verbale communicatie?
A
Spreken
B
Spreken en luisteren
C
Met handen en voeten praten
D
Afbeeldingen gebruiken
Slide 7 - Quizvraag
Hoeveel % van de communicatie bestaat uit non-verbale communicatie?
A
34
B
55
C
63
Slide 8 - Quizvraag
Slide 9 - Tekstslide
Wat is communicatie?
A
Communicatie is alleen maar praten
B
Communicatie is bedoeld of onbedoeld boodschappen doen voor iemand anders.
C
Communicatie is het overbrengen van informatie van de een naar de ander.
D
Communicatie is alles behalve informatie geven aan een ander.
Slide 10 - Quizvraag
Cultuur =
Cultuur is...
A
De regels van een land
B
De regels van een volk
C
De gewoontes van een groep mensen
D
Geloof, gedragsregels, kledingmanieren
Slide 11 - Quizvraag
Emotie
A
Het vermogen om je dingen te herinneren, om te denken en om
te begrijpen.
B
Het opnemen en verwerken van prikkels die op je afkomen.
C
De prikkel die ertoe beweegt om iets te doen of na te streven.
D
Een innerlijke beleving of gevoel.
Slide 12 - Quizvraag
Waarmee kun je fronsen?
A
Met je neusvleugeltjes
B
Met je linkerwijsvinger
C
Met je wenkbrauwen
D
Met je mondhoeken
Slide 13 - Quizvraag
Woordenschat. Sleep het woord naar de juiste betekenis
in kleine delen verdelen
afvoeren
voorwerpen herkennen door geluid uit te zenden
beschadigen
één van een soort
groep dieren van een bepaalde soort
aantasten
echolocatie
exemplaar
populaties
versnippering
lozen
Slide 14 - Sleepvraag
quizizz.com
Slide 15 - Link
Huiswerk
Hoofdstuk 5
Paragraaf 1 > bladzijde 88-91 > Opdracht 2 t/m 8
Slide 16 - Tekstslide
Hoofdstuk 5
Paragraaf 2 > Opmaak
Slide 17 - Tekstslide
Leerdoelen
Wat behandelen we vandaag?
Ik weet uit welke opmaakonderdelen een lay-out bestaat
Ik kan opmaakonderdelen herkennen en benoemen
Ik kan verschillen in opmaak verklaren en een bestaande opmaak beoordelen en verbeteren
Ik kan zelf een tekst opmaken zodat die er overzichtelijk en aantrekkelijk uitziet
Slide 18 - Tekstslide
Stel: je gaat naar een feestje waar veel onbekenden komen.
Hoe zorg je met je uiterlijk voor een goede eerste indruk?
Slide 19 - Open vraag
Ook een schrijver van een tekst wil een goede eerste indruk achterlaten bij de lezer. Wat maakt een tekst voor jou aantrekkelijk om te zien en te lezen?
Slide 20 - Open vraag
Bij welke teksten besteed je tijd en aandacht aan hoe je tekst eruitziet? * boodschappenlijst * uitnodiging voor een feest * werkstuk voor school * appje * brief aan de gemeente
Slide 21 - Open vraag
Leg uit waarom je bij de gekozen tekst bij de vorige vraag meer tijd een aandacht aan de vorm besteedt dan bij de andere.