LessonUp
Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Nederlands
Inloggen
Registreren
cross
Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
V4 Lektion 5+6+7
Fit für den Test?
1 / 33
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
In deze les zitten
33 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
play3
Start les
download
Bewaar
Bewaar voor later
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Fit für den Test?
Slide 1 - Tekstslide
Werkwoordvolgorde in de bijzin
In Lektion 5 en 6 komen we veel voegwoorden tegen. Na een voegwoord start een bijzin.
Slide 2 - Tekstslide
* Er unterstützt seine Mannschaft,
weil
sie gewinnen soll.
* Er unterstützt seine Mannschaft,
damit
sie gewinnt.
Waar staat de persoonsvorm in de bijzin?
Slide 3 - Tekstslide
in de bijzin staat de persoonsvorm
A
aan het begin
B
aan het eind.
C
kan overal staan
Slide 4 - Quizvraag
Juist. De persoonsvorm staat in de bijzin dus altijd achteraan.
Slide 5 - Tekstslide
Nog een voorbeeld
Chris hat Angst vor Tests,
obwohl
er ein guter Schüler ist.
De bijzin kan trouwens ook aan het begin van een zin staan:
Obwohl
er ein guter Schüler ist, hat Chris Angst vor Tests.
Slide 6 - Tekstslide
Wat is hier de bijzin?
Slide 7 - Tekstslide
Christine will Abitur machen, damit sie ein Medizinstudium machen kann.
A
Christine will Abitur machen
B
damit sie ein M. machen kann
Slide 8 - Quizvraag
Weil sie sich informieren will, liest Miriam die Zeitung.
A
Weil sie sich informieren will
B
liest Miriam die Zeitung.
Slide 9 - Quizvraag
Elina schickt ihrer Oma viele Emails, obwohl Oma nie antwortet.
A
Elina schickt ihrer Oma viele Emails
B
obwohl Oma nie antwortet.
Slide 10 - Quizvraag
Gezegde in de bijzin
Het gezegde kan uit meer elementen bestaan dan alleen de persoonsvorm:
Sie ist wütend, weil er ihr keinen Geschenk
gegeben hat
.
Er macht sich sorgen, weil er sie nicht
finden kann
.
Slide 11 - Tekstslide
Kent het gezegde meerdere elementen?
Draai deze dan om ten opzichte van het Nederlands
:
Zij is boos, omdat hij haar geen kado
heeft gegeven
.
Sie ist wütend, weil er ihr kein Geschenk
gegeben hat
.
(De PV komt dus achteraan!)
Slide 12 - Tekstslide
Welke volgorde moet de bijzin hebben?
Slide 13 - Tekstslide
Er kauft ihr ein Geschenk,
A
weil sie Geburtstag hat.
B
weil sie hat Geburtstag.
C
weil Geburtstag sie hat.
Slide 14 - Quizvraag
Er hasst sie manchmal,
A
obwohl sie sind Freunde.
B
obwohl sie Freunde sind.
C
obwohl Freunde sie sind.
Slide 15 - Quizvraag
Er will den Brief behalten,
A
weil ihn er hat gefunden.
B
weil er ihn hat gefunden.
C
weil er ihn gefunden hat.
Slide 16 - Quizvraag
A.Finalsätze
(= bijzin die een doel aangeeft)
Slide 17 - Tekstslide
weil
: (=omdat) PV aan het einde!
Er unterstützt seine Mannschaft, weil sie gewinnen soll.
Slide 18 - Tekstslide
damit
: (=opdat, zodat) PV aan het einde!
Onderwerp in de hoofd- en bijzin zijn verschillend.
Karin nimmt an Wettkämpfen teil, damit andere sie bewundern.
Slide 19 - Tekstslide
um … zu
: (=om te) werkwoord aan het einde!
Onderwerp in de hoofd- en bijzin moeten hetzelfde zijn!!!
Er geht ins Stadion um seine Mannschaft zu sehen.
Dus niet:
Er
geht ins Stadion, damit
er
seine Mannschaft sieht.
Slide 20 - Tekstslide
Er benutzt Aftershave,
A
damit er gut riecht.
B
um gut zu riechen.
Slide 21 - Quizvraag
Er trägt eine Brille
A
um intelligent auszusehen.
B
damit er intelligent aussieht.
Slide 22 - Quizvraag
B. Konzessive Sätze
(= een bijzin waarin een tegenstelling uitgedrukt wordt)
Slide 23 - Tekstslide
obwohl
(hoewel): bijzin, dus PV aan het einde!
Chris hat Angst vor Tests, obwohl er ein guter Schüler ist.
Obwohl er ein guter Schüler ist, hat Chris Angst vor Tests.
Slide 24 - Tekstslide
trotzdem
(toch, desondanks): hoofdzin, trotzdem staat voor of achter PV
Chris ist ein guter Schüler. Trotzdem hat er Angst vor Tests.
Christ ist ein guter Schüler. Er hat trotzdem Angst vor Tests.
Slide 25 - Tekstslide
C.Temporale Konjunktionen
(=starten een bijzin die een volgorde van tijd uitdrukt)
PV aan het einde!
Slide 26 - Tekstslide
leer deze voegwoorden
wenn = (wanneer), indien, als
als = toen
während = terwijl
bevor = voordat
nachdem = nadat
(Het kennen van de functies (KB. S. 69) is minder belangrijk, omdat het in het Duits en NL hetzelfde werkt.)
Slide 27 - Tekstslide
Naamvallen - herhaling
Neem alleen het schema bij de hand - die krijg je ook op de toets.
Slide 28 - Tekstslide
Hast du dich mit dein___ Freundin gestritten?
A
deinem
B
deine
C
deiner
Slide 29 - Quizvraag
Sarah schrieb ihr___ Onkel einen Brief.
A
ihrem
B
ihrer
C
ihren
Slide 30 - Quizvraag
Hast du ein Geschenk für unser___ Tante gekauft?
A
unserer
B
unsere
C
unserem
Slide 31 - Quizvraag
Naamvallen in de toets
Je kunt de Der-groep + Ein-groep toepassen (schema krijg je erbij).
Je kent de voorzetsels met vaste 3e naamval.
Je kent de voorzetsels met vaste 4e naamval.
2e naamval, bijvoegelijk naamwoord worden
niet
gevraagd.
Slide 32 - Tekstslide
Für nächsten Freitag
Leer het werkwoord "werden" (tegenwoordige tijd + verleden tijd) + lezen uit Drüben (zie Magister)
Vrijdag herhalen we in de les passieve zinnen.
Slide 33 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
V4 Lektion 5+6
Maart 2021
- Les met
34 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
Uitleg en oefenen bijvoeglijk naamwoord
April 2021
- Les met
40 slides
Duits
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 3
4T K2 der- en ein-Gruppe in 3e en 4e naamval
December 2018
- Les met
18 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
K1 persoonlijk voornaamwoord & werkwood sein
September 2019
- Les met
14 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
Deutsche Partymusik
April 2019
- Les met
16 slides
Duits
Secundair onderwijs
Filmbesprechung Das Schweigende Klassenzimmer
December 2021
- Les met
18 slides
Duits
Middelbare school
vwo
Leerjaar 5,6
H4_Familienporträt
Mei 2020
- Les met
27 slides
Duits
Middelbare school
havo
Leerjaar 4
Begriffe zur Staatskunde
November 2018
- Les met
23 slides
History
Secondary Education