Unité 1 Lidwoorden en être

Alles over lidwoorden en het werkwoord être
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 25 min

Onderdelen in deze les

Alles over lidwoorden en het werkwoord être

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoel
Aan het einde van de les kun je lidwoorden en het werkwoord être in de tegenwoordige tijd correct gebruiken.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over lidwoorden en het werkwoord être in het Frans?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn lidwoorden?
Lidwoorden zijn woorden die voor een zelfstandig naamwoord worden geplaatst om aan te geven of het om een mannelijk of vrouwelijk  woord gaat.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden
De  lidwoorden in het Frans zijn: le (mannelijk enkelvoud), la (vrouwelijk enkelvoud) en les (meervoud). Voor woorden die enkelvoud zijn en met een klinker of stomme h beginnen gebruiken we l'. 

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onbepaalde lidwoorden
De onbepaalde lidwoorden in het Frans zijn: un (mannelijk enkelvoud), une (vrouwelijk enkelvoud) en des (meervoud).
Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt, dan gebruik je in het Frans 'des'. 
Bijvoorbeeld: Er zijn boeken.  - Il y a des livres. 

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lidwoorden - een overzicht 
mannelijk enkelvoud
vrouwelijk
enkelvoud
meervoud
de/het
le/l'
la/l'
les
een
un
une
des

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het werkwoord être
Het werkwoord être betekent 'zijn' in het Nederlands.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vervoeging van être
Ik ben, jij bent, hij/zij/het is, wij zijn, jullie zijn, zij zijn

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeldzinnen
Je suis étudiant. (Ik ben student)
Tu es français. (Jij bent Frans)
Il est grand. (Hij is groot)

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Quiz 
We gaan vragen beantwoorden over de lidwoorden het werkwoord être 

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste lidwoord in: _____ garçon (de jongen)
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste lidwoord in: _____ fille (het meisje)
A
le
B
la
C
un
D
une

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste lidwoord in: _____ amis (de vrienden)
A
le
B
la
C
l'
D
les

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste lidwoord in: _____ école (f) (een school)
A
un
B
une
C
la
D
l'

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Vul het juiste lidwoord in: _____ villes (X steden)
A
la
B
les
C
une
D
des

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vertaling van 'jullie zijn/ u bent'?
A
Vous êtes
B
Ils/Elles sont
C
Je suis
D
Il est

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vertaling van 'jij bent'?
A
Vous êtes
B
Nous sommes
C
Tu es
D
Ils/Elles sont

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vertaling van 'ik ben'?
A
Il est
B
Nous sommes
C
Tu es
D
Je suis

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is de vertaling van 'wij zijn'?
A
Je suis
B
Nous sommes
C
On est
D
Ils/Elles sont

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Samenvatting
Lidwoorden geven aan of een zelfstandig naamwoord mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud of meervoud is. 
Het werkwoord être betekent 'zijn' in het Nederlands en wordt veel gebruikt in zinnen.

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 22 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 23 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 24 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.