oefening hoofdstuk 6 voor proefwerk

oefening hoofdstuk 6 voor proefwerk
en nog wat extra oefeningen.
1 / 42
volgende
Slide 1: Tekstslide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

oefening hoofdstuk 6 voor proefwerk
en nog wat extra oefeningen.

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bij de transactie op 15 januari geldt:
A
Er alleen bezittingen worden gewisseld
B
Er komen nieuwe bezittingen bij, waardoor het totale vermogen van het bedrijf stijgt
C
Er verdwijnen bezittingen, waardoor het totale vermogen daalt
D
Het eigen vermogen in het bedrijf wordt kleiner

Slide 2 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de transactie op 18 januari geldt:
A
Er alleen bezittingen worden gewisseld
B
Er komen nieuwe bezittingen bij, waardoor het totale vermogen van het bedrijf stijgt
C
Er verdwijnen bezittingen, waardoor het totale vermogen daalt
D
Het eigen vermogen in het bedrijf wordt groter

Slide 3 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Bij de transactie op 26 januari geldt:
A
A. Er alleen bezittingen worden gewisseld
B
Er komen nieuwe bezittingen bij, waardoor het totale vermogen van het bedrijf stijgt
C
Er verdwijnen bezittingen, waardoor het eigen vermogen daalt
D
D. Geen van allen

Slide 4 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

D. balansmutaties
controleer nu je balans. Klopt het nog?

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

maak nu de nieuwe balans

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 1f
f Het eigen vermogen is gegroeid met € 2.430
Dat wil zeggen dat de eigenaren meer bezittingen hebben die gefinancierd zijn met hun vermogen. Dat is de winst die de onderneming deze periode heeft gehaald.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

vraag 2 mutaties

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

De nieuwe balans

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vaste Activa
Vlottende Activa
Liquide middelen

Slide 12 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is een balans?
A
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen op een bepaald moment weer
B
De balans geeft de bezittingen, schulden en eigen vermogen over een bepaalde periode weer
C
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten op een bepaald moment
D
Een balans is een overzicht van kosten en opbrengsten over een bepaalde periode

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Op de balans is activa hetzelfde als..
A
bezittingen
B
schulden
C
eigen vermogen
D
goederen die niet verkocht worden

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg als ik voorraden verkoop en deze gelijk betaald worden door de klant?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Vlottende activa daalt Liquide middelen stijgt
D
Vlottende activa stijgt Liquide middelen stijgt

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat is het gevolg voor de balans als een bedrijf via de bank aflost op een hypothecaire lening?
A
Eigen vermogen stijgt Liquide middelen stijgt
B
Eigen vermogen daalt Liquide middelen daalt
C
Lang VV daalt Liquide middelen stijgt
D
Lang VV daalt Liquide middelen daalt

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een bedrijf afschrijvingskosten heeft zal er iets veranderen op..
A
de balans
B
de resultatenrekening
C
zowel de balans als de resultatenrekening
D
niets

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Als een bedrijf winst maakt zal dat op de balans te merken zijn aan de omvang van
A
het eigen vermogen
B
banksaldo
C
kasgeld
D
de schulden

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Het vreemd vermogen is hetzelfde als
A
de kortlopende schulden van een bedrijf
B
de langlopende schulden van een bedrijf
C
alle schulden van een bedrijf
D
het eigen vermogen

Slide 19 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke stelling over het Eigen Vermogen is juist ?
A
is altijd positief
B
staat aan de debetzijde van de balans
C
bezittingen min de schulden
D
wijzigt niet

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Onder welke balanspost zetten we de debiteuren
A
Vaste activa
B
Eigen Vermogen
C
Liquide middelen
D
Vlottende activa

Slide 21 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

5-krachten model van Porter
Het model van Porter beschrijft vijf krachten die invloed hebben op de markt: de dreiging van nieuwe toetreders, de dreiging van substituten, de onderhandelingsmacht van afnemers, de onderhandelingsmacht van leveranciers en de mate van concurrentie in de markt.

Slide 22 - Tekstslide

Leg uit wat het 5-krachten model van Porter is en geef een voorbeeld.
Welke kracht beschrijft de invloed van beschikbare alternatieven voor het product of de dienst?
A
Onderhandelingsmacht van afnemers
B
Dreiging van nieuwe toetreders
C
Dreiging van substituten
D
Onderhandelingsmacht van leveranciers

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn de vijf krachten van het model van Porter?
A
Onderhandelingsmacht van afnemers
B
Onderhandelingsmacht van leveranciers
C
Dreiging van nieuwe toetreders
D
Dreiging van substituten

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent SWOT?
A
Strengths, Weaknesses, Opportunities en Tools
B
Strengths, Weaknesses, Opportunities en Threats
C
Strengths, Weaknesses, Opportunities en Trends
D
Strengths, Weaknesses, Opportunities en Tactics

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waarvoor wordt het Business Model Canvas gebruikt?
A
De grondgedachte die van hoe een bedrijf waarde creëert, levert en behoudt.
B
De achterliggende gedacht over hoe het financiële plan opgebouwd moet worden
C
Om een onderverdeling te maken in waarde en normen binnen het bedrijf
D
Dit model visualiseert de missie, visie en strategie.

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Uit hoeveel bouwstenen bestaat het Business Model Canvas?
A
Zes
B
Acht
C
Zeven
D
Negen

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Liquide middelen
Eigen vermogen
Kort vreemd vermogen
Lang vreemd vermogen
Vaste activa
Vlottende activa

Slide 28 - Sleepvraag

Deze slide heeft geen instructies

Business Model Canvas 

Slide 29 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 30 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Welke informatie over je klanten neem je op in het BMC?
(Meerdere antwoorden mogelijk)
A
Aan welke klant(en) verdien ik het meest?
B
Welk probleem/behoefte los je voor je klant op
C
Hoe kom ik met mijn klant(en in contact?
D
Wie je beste klant is

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met 'Hoe distribueer ik mijn producten?'
A
Hoe verdeel mijn producten over mijn klanten
B
Welke reclame kanalen zet ik in om mijn klant(en) te bereiken
C
Hoe ziet het proces eruit van fabriek naar klant
D
Hoe gebruik ik internet zo handig mogelijk voor mijn klan(en)

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 33 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt hier bedoeld met het woord 'propositie'?
A
Hoe duur het product is
B
Welk voorstel doe je aan je klant(en)
C
De waarde van jouw product
D
Welk probleem van de klant wordt met jouw product op welke manier opgelost

Slide 34 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 35 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Wat wordt bedoeld met 'key resources'?
A
Mensen, middelen, kennis & kunde, belangrijke bedrijfsprocessen
B
Grondstoffen van je product
C
Hoeveel geld heb je nodig voor jouw business
D
Hulpbronnen die je in moet schakelen

Slide 36 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 37 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Noem 3 vragen die je jezelf kunt stellen om duidelijk te krijgen wie de klant is

Slide 38 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 39 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Het ondernemingsplan/BMC geeft het volgende aan:
A
Het vertelt precies hoe het bedrijf straks gaat werken
B
Geeft een richting aan het het bedrijf zou kunnen werken
C
Geeft een gedetailleerde beschrijving van mijn bedrijf
D
Het is een 'vanplan', vooraf opgesteld en gebaseerd op aannames

Slide 40 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 41 - Video

Deze slide heeft geen instructies

succes met leren. 

Slide 42 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies