HV2_T3_Can, could, to be able to

Welcome to English class! 
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welcome to English class! 

Slide 1 - Tekstslide

Welcome to English class! 
Lesson goals
After this lesson you,
> understand the differences between can, could and to be able to.

Slide 2 - Tekstslide

Welcome to English class! 
Lessonplan
  • 10 min. Introduction
  • 15 min. Reading
  • 20 min. Grammar
  • 10 min. evaluation 

Slide 3 - Tekstslide

Weet jij het verschil tussen Can, could en to be able to?

Slide 4 - Tekstslide

Start Activity 
Workbook: Unit 3 lesson 4 ex. 5 + 6





timer
10:00

Slide 5 - Tekstslide




I Can = ik kan
You can = jij kan/kunt
we can = wij kunnen






I could = Ik kon/ik zou kunnen
You could = jij kon/ jij zou kunnen
We could = wij konden/ wij zouden kunnen



Can, could or to be able to?
To be able to = In staat zijn om iets te doen / Kan in alle tijden. 
VS

Slide 6 - Tekstslide




It can be very busy in the mal
l. Het kan soms erg druk zijn in het winkelcentrum.

Dat is dus nog steeds een mogelijkheid. 




It could be very busy in the mall.  Het kon soms erg druk zijn in het winkelcentrumn. 

Dit was in het verleden zo, maar dat is nu niet meer zo. 



Can vs could
VS

Slide 7 - Tekstslide

Kan jij zelf een voorbeeldzin opschrijven met 'can'?

Slide 8 - Open vraag

Kan jij zelf een voorbeeldzin opschrijven met 'could'?

Slide 9 - Open vraag

More example sentences
I can drive a car but I  am not able to drive one at the moment because I've broken my leg.  

I won't be able to help you tomorrow because I've got a party. 

He could already speak when he was one. He isn't able to now because he has broken his jaw. 

Slide 10 - Tekstslide



Toestemming vragen/geven om iets te doen
Can we go home now?
We can go home when we want. 






Voor opmerkingen over mogelijkheden/vaardigheden
It can be very cold here in winter. 
Tim can speak seven languages fluently.


Can ( ik kan)
TEGENWOORDIGE TIJD

Slide 11 - Tekstslide



Zou kunnen / beleefde suggestie
You could apologize to him.

Iets is een mogelijkheid maar niet zeker.
They could come by car. 



Verleden tijd van can
We could not come to his party in 2022.

beleefder dan can
Could you give me a hand, please?
Could (ik kon/ zou kunnen)

Slide 12 - Tekstslide

Meer keuze vragen
Kies voor can of could. 

Let op! soms zijn er meerdere antwoorden mogelijk.

Slide 13 - Tekstslide

….. you help your mother do the dishes, Danny, please?
A
can
B
could
C
are you able to

Slide 14 - Quizvraag

Your grandmother ….. ride a horse when she was young, but not anymore.
A
can
B
could
C
are you able to

Slide 15 - Quizvraag

I am a good dancer but I ……. be your partner because of my broken ankle.
A
can't
B
couldn't
C
am not able to be

Slide 16 - Quizvraag

Clarice …. explain this to you better than Jeremy.
A
can
B
could
C
will be able to

Slide 17 - Quizvraag

When it stops raining we ….. to see better.
A
can
B
could
C
will be able

Slide 18 - Quizvraag

….. you tell me the time, please?
A
can
B
could
C
are you able to

Slide 19 - Quizvraag

Independent learning
First:  
> U5/L1 exercise 1 t/m 3
> U5/L2 exercise 2, 8
> U3/L4 exercise 5 t/m 7

Second: ReadTheory: 2 texts (24 in total)




Slide 20 - Tekstslide