2.1 Stoffen in huis

H2.1 Stoffen in huis
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

H2.1 Stoffen in huis

Slide 1 - Tekstslide

Natuurwetenschappen
Drie schoolvakken samengevoegd 
Natuurkunde
Scheikunde 
Biologie

Slide 2 - Tekstslide

Biologie: Alle levende natuur
Natuurkunde & Scheikunde:
Alle niet levende natuur

Slide 3 - Tekstslide

Paragraaf 2.1: Stoffen in huis
Hoe kun je de verschillende stoffen herkennen of van elkaar onderscheiden?

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
  •     Je kunt vier stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om      stoffen te herkennen.
  •     Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen
  •     Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
  •     Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven.

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Stofeigenschappen
Eigenschappen waaraan je stoffen kunt herkennen.
  • kleur
  • geur
  • smaak
  • brandbaarheid

Slide 7 - Tekstslide

Wat zijn de stofeigenschappen van een kopje koffie?
A
Temperatuur en smaak
B
Smaak en kleur
C
Kleur en temperatuur
D
Kleur en prijs per kilo

Slide 8 - Quizvraag

De stofeigenschappen van alcohol zijn:
A
Gewicht en geur
B
Kleur en geur
C
Brandbaarheid en geur
D
Kleur en brandbaarheid

Slide 9 - Quizvraag

Voorbeelden
geur: alcohol heeft een andere geur dan benzine;

kleur: koper is rood-oranje, goud is geel, lood is grijs;

smaak: suiker smaakt zoet, keukenzout smaakt zout;

brandbaarheid: benzine is brandbaar, water niet.

Slide 10 - Tekstslide

In een fles zit een heldere, kleurloze vloeistof met een sterke geur.

Welke stof zou het kunnen zijn?
A
alcohol
B
olijfolie
C
suiker
D
water

Slide 11 - Quizvraag

Herken je aan de smaak:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 12 - Quizvraag

Herken je aan de kleur:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 13 - Quizvraag

Herken je aan de brandbaarheid:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 14 - Quizvraag

Herken je aan de geur:
A
koper
B
zout
C
chloor
D
diesel

Slide 15 - Quizvraag

Stoffen en veiligheid
Een stof kan bijvoorbeeld gevaarlijk zijn:
  •     als je de stof inademt;
  •     als je de stof inslikt;
  •     als je de stof op je huid, in je ogen of op je kleren krijgt;
  •     als je er met vuur bij komt;
  •     als je de stof met een andere stof mengt.

Slide 16 - Tekstslide

Gevarensymbolen

Slide 17 - Tekstslide

Veilig onderzoeken

Slide 18 - Tekstslide

Je hebt een pot waarin een onbekende stof zit.

Op welke manieren kun je veilig bepalen welke stof het is?
A
ruiken
B
proeven
C
testen op brandbaarheid
D
kijken van welk materiaal de pot is gemaakt

Slide 19 - Quizvraag

Slide 20 - Video

Dit symbool betekent:
A
gevaarlijk
B
schadelijk
C
giftig
D
brandbaar

Slide 21 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
explosief
B
licht ontvlambaar
C
brandbevorderend
D
corrosief

Slide 22 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
schadelijk
B
giftig
C
brandbaar
D
onhoudbaar

Slide 23 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
licht ontvlambaar
B
corrosief
C
giftig
D
explosief

Slide 24 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
giftig
B
explosief
C
corrosief
D
brandbaar

Slide 25 - Quizvraag

Dit symbool betekent:
A
oxiderend
B
licht ontvlambaar
C
onbrandbaar
D
corrosief

Slide 26 - Quizvraag

schadelijk, irriterend; is schadelijk, kan ogen en huid irriteren
giftig; kan je ernstig ziek maken / dodelijk zijn

Slide 27 - Tekstslide

corrosief; kan materialen, ogen en huid ernstig aantasten
explosief; kan door een vonk of schok ontploffen

Slide 28 - Tekstslide

Oxiderend; kan brandbare stoffen heviger laten branden
licht ontvlambaar; kan heel gemakkelijk in brand vliegen

Slide 29 - Tekstslide

Extra: H-zinnen en P-zinnen
H-zin
Waarschuwing die aangeeft voor welke gevaren je moet oppassen wanneer je met een bepaalde stof werkt.
De H staat voor Hazard = gevaar.

Bijvoorbeeld: veroorzaakt ernstige oogirritatie

Slide 30 - Tekstslide

Extra: H-zinnen en P-zinnen
P-zin
Waarschuwing die aangeeft welke voorzorgsmaatregelen je moet nemen wanneer je met een bepaalde stof werkt.
De P staat voor Precaution = voorzorgsmaatregel.

Bijvoorbeeld: oogbescherming dragen

Slide 31 - Tekstslide

Gootsteenontstopper
Gootsteenontstopper is een schadelijke stof. Het kan je ogen en je huid ernstig aantasten.

De H-zin maakt het gevaar duidelijk, zoals in H319: veroorzaakt ernstige oogirritatie.

In de P-zinnen staan passende voorzorgsmaatregelen, zoals in P280:    beschermende handschoenen,  oogbescherming,
beschermende kleding dragen.

Slide 32 - Tekstslide

Evaluatie Leerdoelen
  •     Je kunt vier stofeigenschappen benoemen die gebruikt worden om      stoffen te herkennen.
  •     Je kunt stoffen herkennen aan hun stofeigenschappen
  •     Je kunt uitleggen in welke gevallen een stof gevaarlijk kan zijn.
  •     Je kunt de betekenis van gevarensymbolen beschrijven.

Slide 33 - Tekstslide

Zelfstandig aan de slag:
  • Maak de opgaven 1, 2 & 4 van paragraaf 1.1
  • Leer de lesstof van paragraaf 2.1
  • Maak de opgaven 1 t/m 7 van paragraaf 2.1

Slide 34 - Tekstslide