Oefenen met hst 5 par 1 en 2

Oefenen met hst 5 par 1 en 2
MAVO1


1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Oefenen met hst 5 par 1 en 2
MAVO1


Slide 1 - Tekstslide

Gebruik bron 1. Welke DRIE begrippen passen bij deze bron?
A. Specerijen
B. Nachtwacht
C. Stapelmarkt
D. Wereldeconomie
E. Regenten

Slide 2 - Open vraag

Waardoor werd Amsterdam in de zeventiende eeuw de belangrijkste handelsstad? Er zijn DRIE antwoorden goed.
A. Door de stapelmarkt
B. Door de komst van de Antwerpenaren
C. Door de bouw van grachtenpanden
D. Door de Oostzeevaart
E. Door de textielindustrie

Slide 3 - Open vraag

Zijn de stellingen goed of fout?
I. Een stapelmarkt betekent dat kooplieden producten in een grachtenpand bewaren.
II. Handelaren ontmoetten elkaar op een koopmansbeurs.
A
I en II zijn beide fout
B
I is goed, II is fout
C
I en II zijn beide goed
D
I is fout, II is goed

Slide 4 - Quizvraag

Wat hoort bij elkaar? Maak de juiste combinaties (bijvoorbeeld A1).
A. VOC 1. Opslag handelswaar
B. Slaven 2. Oostzeevaart
C. Pakhuis 3. Handelscompagnie
D. Graan 4. Driehoekshandel

Slide 5 - Open vraag

Gebruik bron 2. Welk begrip past bij deze bron?

Slide 6 - Open vraag

(Maak RIJTJES, en geen kolommen want die kan ik niet nakijken)
Maak TWEE RIJTJES. Schrijf VOOR de ene RIJ ‘VOC’ en VOOR de andere RIJ ‘WIC’. Zet de volgende woorden in de juiste RIJ:
1602 – Batavia – monopolie – slaven – suikerplantages.
Let op: één woord past in beide kolommen.

Slide 7 - Open vraag

Welke DRIE zinnen passen bij de VOC?
A. De compagnie handelde in slaven.
B. De compagnie handelde in specerijen afkomstig uit Azië.
C. De compagnie bezat een monopolie.
D. De compagnie bezat speciale rechten, zoals oorlog voeren.
E. De compagnie gebruikte nooit geweld.

Slide 8 - Open vraag

Leg uit waarom een schilderij als de Nachtwacht goed past bij de Gouden Eeuw.

Slide 9 - Open vraag

Wie hoort bij wat? Maak de juiste combinaties (bijvoorbeeld A1).
A. Anthonie van Leeuwenhoek 1. Twijfelde aan verhalen uit de Bijbel
B. Spinoza 2. Telescoop
C. Jan Steen 3. Bacteriën
D. Christiaan Huygens 4. Dagelijks leven

Slide 10 - Open vraag

Gebruik bron 3. Welke sociale groep past bij deze bron?
A
Armen
B
Rijke kooplieden
C
Loonarbeiders
D
Adel

Slide 11 - Quizvraag

Welke DRIE begrippen hebben te maken met het bestuur van de Republiek?
A. Koning Filips II
B. Gewestelijke Staten
C. Regenten
D. Raadspensionaris
E. Absolute macht

Slide 12 - Open vraag

Zet de gebeurtenissen in de juiste tijdsvolgorde.
A. Engeland, Frankrijk en twee Duitse gebieden vallen de Republiek aan.
B. De VOC wordt opgericht.
C. De Republiek maakt zich onafhankelijk van Spanje.
D. Spanje en de Republiek sluiten vrede.
E. De WIC wordt opgericht.

Slide 13 - Open vraag

Zijn de stellingen goed of fout?
I. De Republiek werd bestuurd door raadpensionarissen.
II. Regenten behoorden tot rijke en zeer rijke families.
A
I en II zijn beide fout
B
I is goed, II is fout
C
I en II zijn beide goed
D
I is fout, II is goed

Slide 14 - Quizvraag

Leg uit waarom het gewest Holland meer macht had dan de andere gewesten.

Slide 15 - Open vraag

Leg uit hoe het komt dat het Russische Sint-Petersburg op Amsterdam lijkt.

Slide 16 - Open vraag

Om welke DRIE redenen liet Lodewijk XIV het Château de Versailles bouwen?
A. Hij had een groot paleis nodig voor zijn grote familie.
B. Hij wilde daarmee zijn macht tonen.
C. Hij wilde indruk maken op buitenlandse vorsten.
D. Hij wilde in een heel mooi paleis wonen.
E. Hij wilde zich kunnen verdedigen tegen zijn vijanden.

Slide 17 - Open vraag

Ben je het met de volgende stelling eens? Leg je antwoord uit.
‘Er moest wel een oorlog uitbreken tussen Lodewijk XIV en de Republiek.’

Slide 18 - Open vraag