BK_H2_TestPrep2

Oefenen voor de toets deel 2
Woordjes
Stone: 5 en 6
Grammatica: 5 en 6 
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Oefenen voor de toets deel 2
Woordjes
Stone: 5 en 6
Grammatica: 5 en 6 

Slide 1 - Tekstslide

Onderdeel 5: vertaal de woorden naar het Engels
Voorbeeld (Je krijgt 5 woordjes uit vocabulairy a, b, c, f en g) :
1 schoolvak = 
2 vergelijken = 
3 onthouden =
4 leraar =
5 problemen = 

Slide 2 - Tekstslide

Vertaal naar het Engels, lever je antwoord in één keer in.
1. schoolvak 2. vergelijken 3. onthouden 4. leraar. 5. problemen

Slide 3 - Open vraag

onderdeel 6: vertaal de zin naar het engels
8 zinnen (16 punten)
Zinnen beginnen met een HOOFDLETTER en eindigen met een leesteken.?!

  1. Wanneer is de volgende les Engels.
  2. Mijn dag begint met aardrijkskunde.
  3. Ik houd ervan om voor mijn huisdier te zorgen.

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer is de volgende les Engels.

Slide 5 - Open vraag

Mijn dag begint met aardrijkskunde.

Slide 6 - Open vraag

Ik houd ervan om voor mijn huisdier te zorgen.

Slide 7 - Open vraag

Onderdeel 7: maak van de zin een ontkenning
6 zinnen (6 punten) 
  • I am tall.
  • Peter can dance.
  • I like dogs.
  • Sarah likes dogs.
Doe dit NIET !!!
  • I am short
  • I like cats 

Slide 8 - Tekstslide

De regel bij ontkenningen
can
can't of cannot
I can dance. = I can't dance
He can dance. = He cannot dance
am / are / is
am not  
are not / aren't
is not / isn't
I am tall = I am not tall
He is fast = He isn't fast.
They are mean. They aren't mean.
Geen can / am / are / is
don't of doesn't voor het werkwoord
I like horses = I don't like horses.
She loves candy = She doesn't love candy. 

Slide 9 - Tekstslide

I am tall.

Slide 10 - Open vraag

Peter can dance.

Slide 11 - Open vraag

I like dogs.

Slide 12 - Open vraag

Sarah likes dogs.

Slide 13 - Open vraag

Onderdeel 8: zet de zinsdelen in de juiste volgorde
5 zinnen (5 punten)
Wie | doet | wat | waar | wanneer. 
My sister
a book
reads
in bed
every evening

Slide 14 - Tekstslide

1
2
3
4
5
I
like
swimming
in the lake
when it's hot 

Slide 15 - Sleepvraag

1
2
3
4
5
my dad
eats
lunch
at the table
in the afternoon

Slide 16 - Sleepvraag

1
2
3
4
5
I
play
games
in my bedroom
all day long

Slide 17 - Sleepvraag

1
Vul het juiste woord in op de lege plek
5
Vocabulary chapter 2 check - fill in
2
Vertaal de zin naar het Engels (klokkijken)
10
Stone: 4ab
Stone 4: overschrijven
3
Kies welke van de twee woorden het beste in de zin past (telwoorden)
5
Vocabulary B check- fill in

4
Vertaal de woorden naar het Engels
5
Vocabulary chapter 2 check - fill in
5
Maak van de zin een vraag zin 
6
Grammar 4ab
6
Maak van de zin een ontkenning
6
Grammar 5ab
7
Vertaal de zin naar het Engels 
16
Stone: 5ab en 6ab  
Stone 5 en 6 overschrijven
8
Zet de zinsdelen in de juiste volgorde
5
Grammar 6ab

Slide 18 - Tekstslide