Thema 5: Vakantie - Belangrijke woorden

• Nederlands
• Praktijkonderwijs
• Leerjaar 4

Thema 5: VAKANTIE

Terugblik...

• Wat was het hoofdonderwerp van het vorige thema?
• Welke onderwerpen zijn aan bod gekomen?
• Ben je tevreden over hoe je het vorige thema hebt afgesloten?

Thema 5: VAKANTIE

Welke vakantie past het best bij jou?

Maak allemaal een lijstje met landen waar je op vakantie bent geweest...

1. Frankrijk
   
2. Spanje
   
3. Italië
   
4. Kroatië
5. Dominicaanse Republiek
6. Thailand
7. China
8. Zuid-Afrika

Doel van de les:

• Ik oefen met de belangrijke woorden
• Ik zoek een passende tekst over mijn favoriete vakantiebestemming
• Ik oefen met het maken van een duidelijke samenvatting

Hoofdstuk 1: Belangrijke woorden

Wij starten met hoofdstuk 1: belangrijke woorden.

Welke woorden kennen we al rondom het thema: vakantie

Wij moesten de vakantie annuleren.

Wat is annuleren?

1. Afzeggen
2. Regelen
3. Uitzoeken
4. Bekijken

Je moet even bellen om te bevestigen.

Wat is bevestigen?

1. Regelen
2. Vragen
3. Aangeven dat het doorgaat
4. Aangeven dat het niet doorgaat

In Parijs bezichtigen we de Eiffeltoren.

Wat is bezichtigen?

1. Beklimmen
2. Beschilderen
3. Bezoeken
4. Bekijken

Wij boeken een hotel in Madrid.

Een ander woord voor: boeken.

1. Reserveren
2. Regelen
3. Bevestigen
4. Annuleren

Even controleren of mijn paspoort in mijn tas zit.

Wat is controleren?

1. Uitpakken
2. Inpakken
3. Bekijken
4. Nakijken

Wat zie je?

1. De koffers
2. De bagage
3. Het toerisme
4. Het visum

De plaats waar je heen gaat, noemen we de ...

1. de valuta
2. de bestemming
3. de brochure
4. het budget

De Eifeltoren is een ...

1. routebeschrijving
2. vaccinatie
3. brochure
4. bezienswaardigheid

Wat zie je hier?

1. Brochures
2. Visums
3. Bagage
4. Boeken

Wat zie je hier?

1. de excursie
2. het toerisme
3. de douane
4. de vaccinatie

Tijdens de excursie zagen we walvissen.
Wat is een excursie?

1. een uitstapje
2. een vakantie
3. een reis
4. een bestemming

Wat zie je hier?

1. de brochures
2. de valuta
3. de reisdocumenten
4. de visums

Er staat een fout in de routebeschrijving.
Wat is routebeschrijving?

1. Uitleg over de bezienswaardigheden
2. Uitleg over het land
3. Uitleg hoe je moet reizen
4. Uitleg over het geld

Wat zie je hier?

1. De valuta
2. De vaccinatie
3. Het visum
4. De excursie

Het geldsoort van een bepaald land noem je ...

1. Het budget
2. Het visum
3. De valuta
4. Het verlof

Wat is genieten?

1. Ergens plezier aan beleven
2. Ergens zin in hebben
3. Ergens over na denken
4. Ergens iets regelen

Wat is: het budget

1. Hoeveelheid geld je in je portemonnee hebt
2. Hoeveelheid geld je van je ouders krijgt
3. Hoeveelheid geld je wilt uitgeven
4. Hoeveelheid geld je mee mag nemen

Wat zie je hier?

1. De douane
2. De valuta
3. Het verlof
4. Het toerisme

Ik neem volgende week verlof op bij mijn baas.
Wat is verlof?

1. Werkdagen
2. Vrije tijd
3. Extra werkuren
4. Ontslag

Zonder geldig visum kom je China niet in.
Wat is een visum?

1. Koffers
2. Paspoort
3. ID-kaart
4. Toestemming om in dat land te reizen

Zelfstandig werken

Wat gaan we doen:

Nederlands DEVIANT

• Opdracht 1
• Opdracht 2
• Opdracht 3
• Opdracht 4
• Opdracht 5

Zelfstandig werken

Wat gaan we doen:

Nederlands LEESDOSSIER

• Bedenk je favoriete vakantiebestemming
• Zoek een tekst over deze bestemming
• Lees de tekst
• Zoek een plaatje bij de tekst
• Maak een samenvatting van 5 regels

Evaluatie

• Van de 20 belangrijke woorden hoeveel ken je er?
• Oefeningen in het werkboek, hoe ging het?
• Passende werkhouding?