Formatieve toets H1-H6 Historisch Overzicht vanaf 1900 (Quiz)

Historisch Overzicht 
vanaf 1900


Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 3-6

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 52 min

Onderdelen in deze les

Historisch Overzicht 
vanaf 1900


Quiz
(Begrippen, personen, kaarten, jaartallen)

Slide 1 - Tekstslide

Welke moord was de aanleiding voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog?
A
De moord op de Duitse keizer, Wilhelm II
B
De moord op de Russische tsaar, Nicolaas II
C
De moord de keizer van Oostenrijk-Hongarije, Franz Jozef
D
De moord op de troonopvolger van het Oostenrijks-Hongaarse rijk Franz Ferdinand

Slide 2 - Quizvraag

De Eerste Wereldoorlog duurde van...
A
1914 - 1917
B
1914 - 1918
C
1939 - 1945
D
1940 - 1945

Slide 3 - Quizvraag

Welk land hoort niet bij de Centralen
A
Oostenrijk-Hongarije
B
Bulgarije
C
Duitsland
D
Frankrijk

Slide 4 - Quizvraag

Bij welk bondgenootschap hoorde Frankrijk in 1914?
A
Centralen
B
Geallieerden
C
As-landen
D
NAVO

Slide 5 - Quizvraag

Met een front wordt bedoeld:
A
De plaats waar gevochten wordt.
B
De wapenfabrieken
C
De plaats waar een oorlog gepland wordt.
D
De voorkant van een leger.

Slide 6 - Quizvraag

Een loopgravenoorlog kan nooit een tweefrontenoorlog zijn:
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

In de Eerste Wereldoorlog vochten, vooral aan Britse en Franse zijde mensen uit hun kolonies mee.

Maak de zin af. Dat mensen uit de kolonies meevechten, is voornamelijk een gevolg van ...
A
het nationalisme
B
het modern imperialisme
C
de bondgenootschappen
D
het militarisme

Slide 8 - Quizvraag

De tank werd tijdens de Eerste Wereldoorlog voor het eerst als wapen ingezet. Voor welke wapens geldt hetzelfde?
A
de atoombom, de auto, de duikboot
B
het vliegtuig, de auto, de duikboot
C
het gifgas, het vliegtuig, de duikboot
D
de atoombom, het gifgas, de duikboot

Slide 9 - Quizvraag

Wat was het doel van het Von Schlieffenplan?
A
zorgen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
B
zorgen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam
C
voorkomen dat de tegenstanders van Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwamen
D
voorkomen dat Duitsland in een tweefrontenoorlog terechtkwam

Slide 10 - Quizvraag

Wat is de Marshallhulp?
A
Hulp aan arme kinderen in Afrika
B
Hulp van de VS aan Europa na de 2 e wereldoorlog.
C
Hulp voor militairen
D
Hulp voor de SU tijdens de Koude Oorlog.

Slide 11 - Quizvraag

De aanleiding van de Tweede Wereldoorlog in Europa was de:
A
Anschluss
B
bezetting Sudetenland
C
aanval op Tsjechië
D
aanval op Polen

Slide 12 - Quizvraag

De Tweede Wereldoorlog duurde van:
A
1940 - 1945
B
1939 - 1944
C
1914 - 1918
D
1939 - 1945

Slide 13 - Quizvraag

Met de inval in welk land begon de tweede wereldoorlog?
A
Nederland
B
Polen
C
België
D
Rusland

Slide 14 - Quizvraag

De Tweede Wereldoorlog eindigde in Nederland op:
A
10 mei 1944
B
10 mei 1945
C
5 mei 1945
D
4 mei 1945

Slide 15 - Quizvraag

Welke uitspraak over de Cubacrisis is juist?
De Cubacrisis is
A
de aanleiding voor de communistische revolutie op Cuba.
B
de oorzaak van het invoeren van hervormingen in communistisch Cuba.
C
de reden voor militaire steun van de Verenigde Staten aan Cuba.
D
het gevolg van het plaatsen van raketinstallaties op Cuba.

Slide 16 - Quizvraag

Wat maakt de Sovjet-Unie tot een bondgenoot in de Tweede Wereldoorlog?
A
Operatie Barbarossa
B
De Russische Revolutie
C
De aanval op Pearl Harbor
D
Het niet-aanvalsverdrag van 1939

Slide 17 - Quizvraag

Wie zijn de grootmachten ná de Tweede Wereldoorlog?
A
Engeland, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
B
Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie
C
Verenigde Staten, Sovjet-Unie
D
Engeland, Frankrijk, Verenigde Staten, Sovjet-Unie

Slide 18 - Quizvraag

Welke gebeurtenissen versnelden de invoering van het algemeen kiesrecht in verschillende Europese landen?
A
de crisis in de jaren dertig en de Eerste Wereldoorlog
B
de Eerste Wereldoorlog en de Russische Revolutie
C
de Russische Revolutie en de Tweede Wereldoorlog
D
de Tweede Wereldoorlog en de crisis in de jaren dertig

Slide 19 - Quizvraag


A
Deze persoon heet Churchill en hoort bij Groot-Brittannië
B
Deze persoon heet Churchill en hoort bij de Verenigde Staten
C
Deze persoon heet Roosevelt en hoort bij de Verenigde Staten
D
Deze persoon heet Roosevelt en hoort bij de Verenigde Staten

Slide 20 - Quizvraag

De val van de Berlijnse Muur was in
A
1987
B
1988
C
1989
D
1990

Slide 21 - Quizvraag


Naar aanleiding van welke gebeurtenis werd het Warschaupact in 1955 opgericht?
A
de aanleg van het IJzeren Gordijn dwars door Europa
B
de bouw van een muur tussen Oost- en West-Berlijn
C
de stichting van de DDR door de communisten
D
de toetreding van de BRD tot de NAVO

Slide 22 - Quizvraag

Welke bewering over de politiek van Gorbatsjov is juist?
Gorbatsjov wilde
A
afschaffing van het communisme.
B
hervorming van het communisme.
C
uitbreiding van de macht van de Sovjet-Unie.
D
versterking van de staatsbedrijven.

Slide 23 - Quizvraag

Welke staten zijn na het einde van de Koude Oorlog uiteengevallen?
A
de Sovjet-Unie en Duitsland
B
Joegoslavië en de Sovjet-Unie
C
Frankrijk en Hongarije
D
Hongarije en Italië

Slide 24 - Quizvraag