Rept Hst 5 Chemische reacties

Repetitie Hst 5 Chemische reacties
                                                             

  • Gebruik een laptop of tablet, telefoonscherm is te klein.
  • Tijdens het maken van de vragen kun je ook terug gaan naar de vorige vragen.
  • Succes 
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Repetitie Hst 5 Chemische reacties
                                                             

  • Gebruik een laptop of tablet, telefoonscherm is te klein.
  • Tijdens het maken van de vragen kun je ook terug gaan naar de vorige vragen.
  • Succes 

Slide 1 - Tekstslide

tri
mono
tetra
1
2
3
4
5

Slide 2 - Sleepvraag

Waaruit zijn moleculen opgebouwd?

Slide 3 - Open vraag

De molecuulformule van benzine is C8H18.
Welke van de onderstaande reactie schema's geeft de verbranding van benzine juist weer?
A
benzine + koolstofstdioxide --> koolstof + water
B
benzine +zuurstof --> koolstofdioxide + water
C
benzine + zuurstof --> stikstofdioxide + water
D
koolstof+waterstof+zuurstof --> koolstofdioxide + water

Slide 4 - Quizvraag

Verbrandingsproducten bevatten altijd de atoomsoort:

A
C
B
H
C
O
D
S

Slide 5 - Quizvraag

Welke reactieproducten ontstaan bij de verbranding van appelzuur, C4H6O5 ?

A
koolstof, waterstof, zuurstof
B
koolstofdioxide, water
C
koolstofdioxide, water, zuurstof
D
stikstofdioxide, koolstofdioxide, water

Slide 6 - Quizvraag

Hoe kun je water aantonen ?

A
Door kalkwater dat helder wordt
B
Door kalkwater dat troebel wordt
C
Door een gloeiende houtspaander die feller gaat gloeien
D
Door wit kopersulfaat dat blauw kleurt

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de juiste naam van ClO2 ?

A
dichloormonoxiode
B
dichloordioxide
C
chloormonoxide
D
chloordioxide

Slide 8 - Quizvraag

Uit hoeveel atomen bestaat NH3 ?

A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 9 - Quizvraag

Bij de verbranding van 55 g mangaan ontstaat MnO2 . D?aar is 32 g zuurstof voor nodig.
Wat is de massa van het ontstane MnO2 ?

A
23
B
32
C
55
D
87

Slide 10 - Quizvraag

De ontleding van magnesiumnitride verloopt volgens de reactie. Mg3N2 --> 3Mg + N
massa verhouding 101 : 73 : 28
Bereken hoeveel stikstof ontstaat bij de ontleding van 31 g magnesiumnitride.
A
8,6 g
B
31 g
C
86 g
D
91 g

Slide 11 - Quizvraag

Welk gas is een broeikasgas ?

A
koolstofmonoxide
B
lachgas
C
stikstofdioxide
D
zwaveldioxide

Slide 12 - Quizvraag

Wat is de belangrijkste bron van het broeikasgas CO2 ?

A
de chemische industrie
B
duurzame energieproductie
C
de uitstoot van dieren in de veeteelt
D
verbranding van fossiele brandstoffen

Slide 13 - Quizvraag

Uit hoeveel atomen bestaat S2Cl2 ?

A
1
B
2
C
4
D
5

Slide 14 - Quizvraag

Noteer de molecuulformule van : koolstofdisulfide

Slide 15 - Open vraag

Noteer de molecuulformule van : difosfortetrachloride

Slide 16 - Open vraag

Noteer de naam van : SO3

Slide 17 - Open vraag

Noteer de naam van : N2O5

Slide 18 - Open vraag

Hoe kun je waterstofgas aantonen ?

A
Door een 'plop' geluid bij aansteken
B
Door kalkwater dat troebel wordt
C
Door een gloeiende houtspaander die feller gaat gloeien
D
Door wit kopersulfaat dat blauw kleurt

Slide 19 - Quizvraag

Welke stoffen ontstaan bij de volledige verbranding van steenkool ( C4H8S ) ?

A
CO2, H2O, SO2
B
C, H, S
C
CO2, H2O
D
CO2, C2H8, SO2

Slide 20 - Quizvraag

Fosfor is een vaste, brandbare stof. Bij de verbranding ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide.
Noteer het reactieschema in woorden van de verbranding van fosfor. Geef ook de toestandsaanduidingen aan

Slide 21 - Open vraag

Fosfor is een vaste, brandbare stof. Bij de verbranding ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide. Boris verbrandt 23 g fosfor. De massaverhouding tussen fosfor en difosforpentaoxide
is 31 : 71
Bereken hoeveel gram difosforpentaoxide ontstaat.

A
2,3 g
B
162,6 g
C
10,0 g
D
94,0 g

Slide 22 - Quizvraag

Fosfor is een vaste, brandbare stof. Bij de verbranding ontstaat de vaste stof difosforpentaoxide. Leg uit of de verbranding van fosfor bijdraagt aan het versterkte broeikaseffect.

A
Ja, want er ontstaat een broeikasgas
B
Ja, want er verdwijnt zuurstof
C
Nee, want er ontstaat geen broeikasgas
D
Nee, want er verdwijnt zuurstof

Slide 23 - Quizvraag

Het klimaat heeft last van het versterkt broeikaseffect.

Welk gevolg komt NIET door het versterkt broeikaseffect?

A
Droge zomers
B
Zure regen
C
ijskap smelt sneller
D
overstromingen

Slide 24 - Quizvraag

Zure regen ontstaat door de uitstoot van verschillende stoffen. Welke stof veroorzaakt zure regen?

A
NO2
B
CO2
C
CH4
D
H2

Slide 25 - Quizvraag

Het klimaat heeft last van het versterkt broeikaseffect.
Noem een maatregel die jij zelf kunt nemen om het versterkt broeikaseffect tegen te gaan.

Slide 26 - Open vraag

Vrachtauto's gebruiken diesel als brandstof.
De vergelijking van de volledige verbranding van diesel is hieronder weergegeven. Eén coëfficiënt ontbreekt, vul deze aan.

2 C8H18+ ...O2 → 16 CO2 + 18 H2O

Slide 27 - Open vraag

        CH4 (g)  +          O2 (g)  -->          CO2 (g) +          H2O (g)
Maak de reactie van de verbranding van methaan kloppend:
1
2
3
4
5
6
7
8
1
2
3
4
5

Slide 28 - Sleepvraag

        CH4SO3  +         O2  -->        CO2  +        H2O +.        SO2
Maak de reactie kloppend:
1
2
2
3
4
5
6
7
1
2
2
3
4

Slide 29 - Sleepvraag

        Fe(s) +         O2(g)  -->         Fe2O3 (s) 
Maak de reactie kloppend van het roesten van ijzer:
1
2
2
3
4
5
6
7
1
2
2
3
4

Slide 30 - Sleepvraag