Naamvallen

• Duits
• MBO
• Studiejaar 2

Naamvallen deel 2

2e naamval

3e naamval

4e naamval

1e naamval

aan wie? (meewerkend voorwerp)

(Het huis) van de man (bezit

Wie (zie) ik? (lijdend voorwerp

Wie of wat? (onderwerp)

Keuzevoorzetsel 3e naamval

Keuzevoorzetsel 4e naamval

Waarheen?

Waar?

beweging

geen beweging

Planning

- voorkennis activeren

- huiswerk nakijken (p.134-136 + 143)

- Leesvaardgheid oefenen

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

... weet ik welke vraag voor welk naamval moet stellen.

... kan ik voorzetseln in zinnen juist vervoegen.

... kan ik een e-mail in het Duits schrijven.

... heb je leesvaardigheid geoefend.

Die Katze sitzt auf ___ Sofa.

Die Katze klettert auf ___ Sofa.

Der Fisch schwimmt in ___ Aquarium.

1. den
2. dem
3. die
4. de

(Voor het) Haus steht ein Lastkraftwagen.

Ich saß (naast mijn) Freund.

1. neben meinem
2. neben mein
3. neben meines
4. neben meinen

(Zonder jou) haben wir nicht genug Spieler.

1. Ohne dir
2. Ohne dich
3. Ohne du
4. Ohne dein

(Van mij) bekommst du keine Antwort auf deine Frage.

3e naamval ZU

3e naamval NACH

gebouwen

richtingen 

landen en plaatsen zonder lidwoord

personen

Wir fahren heute ___

1. zu dir.
2. nach dir.

Sandra fährt heute ___ Hause

1. zu
2. nach

Seite 143

Lesefertigkeit

Leerdoelen

Aan het eind van deze les...

... weet ik welke vraag voor welk naamval moet stellen.

... kan ik voorzetseln in zinnen juist vervoegen.

... kan ik een e-mail in het Duits schrijven.

... heb je leesvaardigheid geoefend.

Hausaufgaben

Lesefertigkeit fertig

t/m blz. 151

Wat vond je van de les?

😒🙁😐🙂😃