5.4 Wat houd je over?

• Economie
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

5.4 Wat houd je over?

Hoofdstuk 5 Wat levert het op?

Wat weten we nog/al?

Wat is een andere naam voor btw?

1. Inkomstenbelasting
2. Loonbelasting
3. Vennootschapsbelasting
4. Omzetbelasting

Wat is een indirecte belasting?

1. Een belasting die alleen door bedrijven wordt betaald.
2. Een belasting die niet in de aankoopprijs is opgenomen.
3. Een belasting die je rechtstreeks aan de overheid betaalt.
4. Een belasting die je via een winkelier betaalt.

Wie betaalt altijd de prijs inclusief btw?

1. De consument
2. De importeur
3. De producent
4. De verkoper

Wat is de consumentenprijs van een product met een prijs exclusief btw van €100?

1. €121
2. €200
3. €100
4. €79

Begrippen paragraaf 5.3

• Btw
• Indirecte belasting
• Consumentenprijs

Leerdoelen 5.4

• Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
• Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
• Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
• Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent.

Inkoopwaarde

• Alles wat je bij een winkel koopt, heeft de eigenaar ervan eerst ingekocht.
• Dit doen ze bijvoorbeeld bij een groothandel of een fabriek.
• Het totale bedrag dat een winkel betaalt voor de inkoop van producten, noem je de inkoopwaarde.
• Als je als winkel wat verkoopt, levert dat omzet op.

Waar koopt een eigenaar producten in voor een winkel?

1. Bij een groothandel of een fabriek
2. Bij een online veiling
3. Bij een klant
4. Bij een concurrent

Klassikaal vraag 55

Brutowinst berekenen

• Het geld dat je van je klanten ontvangt, is je omzet.
• Een deel van dat geld heb je eerst al uitgegeven voor de inkoop van je producten ofwel je inkoopwaarde.
• Als je de inkoopwaarde aftrekt van de omzet, houd je geld over.
• Dit noemen we de brutowinst.
• Van de brutowinst moeten later nog andere kosten af.

Hoe wordt de brutowinst berekend?

1. Omzet x inkoopwaarde
2. Omzet / inkoopwaarde
3. Omzet - inkoopwaarde
4. Omzet + inkoopwaarde

Klassikaal vraag 57

Bedrijfskosten

De brutowinst is niet het bedrag wat de ondernemer mag houden.

Hier moeten nog andere kosten vanaf: de bedrijfskosten.

Voorbeelden van bedrijfskosten zijn:

• Huur
• Gas, water en licht
• Verzekeringen
• Reclame
• Personeel

Wat is geen voorbeeld van bedrijfskosten?

1. Verzekeringen
2. Huur
3. Reclame
4. Winst

Klassikaal vraag 60

Nettowinst

• De winst die overblijft als je alle kosten betaald hebt, noem je nettowinst.
• Eerst reken je de brutowinst uit. 
• Daar gaan alle bedrijfskosten nog van af.
• Wat overblijft is je nettowinst.
• Zijn je bedrijfskosten hoger dan je brutowinst, dan heb je een nettoverlies.

Wat blijft over na aftrek van bedrijfskosten?

1. Nettowinst.
2. Nettoverlies.
3. Brutowinst.
4. Winstmarge.

Klassikaal vraag 65

Begrippen paragraaf 5.4

• Inkoopwaarde
• Brutowinst
• Bedrijfskosten
• Nettowinst

Je kunt nu

• Je kunt uitleggen wat de inkoopwaarde is.
  
• Je weet wat brutowinst is en hoe je deze berekent.
  
• Je kunt voorbeelden geven van bedrijfskosten.
  
• Je weet wat nettowinst is en hoe je deze berekent.

Aan het werk!

Maken opdrachten 5.4: 54, 55, 57, 60, 61, 62, 64, 65 en 66  

Klaar?

Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.

Klaar?  Werk laten zien aan docent.

Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 5.4

Veel goed? -> Maken plusopdrachten 5.4