mercredi le 12 mars

Mercredi le 12 mars
Liggen je spullen op je tafel?
is je telefoon in je tas of kluis?
heb je geen kauwgom in je mond?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Mercredi le 12 mars
Liggen je spullen op je tafel?
is je telefoon in je tas of kluis?
heb je geen kauwgom in je mond?

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Une bouche mange tout...
(Noem in het Nederlands, de verschillende eetproducten die Alain eet)

Slide 3 - Woordweb

au programme
- herhalen ww op RE
- huiswerk bespreken
- écrire

leerdoelen:
- Je herhaalt de ww op RE in de présent en passé composé
- Je kunt een absentiebriefje met een zelfbedachte smoes schrijven.

 

Slide 4 - Tekstslide

Wat betekent het werkwoord attendre?

Slide 5 - Open vraag

...en rendre?

Slide 6 - Open vraag

...en uitstappen/naar beneden gaan in het Frans?

Slide 7 - Open vraag

Hoe vervoeg je de werkwoorden op RE in de présent tijd?
A
infinitief + uitgangen
B
RE eraf halen + uitgangen
C
RE eraf halen + voltooid deelwoord

Slide 8 - Quizvraag

Dit zijn de uitgangen van de werkwoorden op RE in de présent tijd?
s-s-t-ons-ez-ent
A
faux
B
vrai

Slide 9 - Quizvraag

Hoe eindigt het voltooid deelwoord van de werkwoorden op RE in de passé composé tijd? Op ...
A
é
B
i
C
re
D
u

Slide 10 - Quizvraag

Welk werkwoord op RE heeft in de passé composé het hulpwerkwoord être?

Slide 11 - Open vraag

Verbes -re: on (vendre)
A
vend
B
vendent
C
vends
D
vendons

Slide 12 - Quizvraag

Verbe -re: ils (rendre)
A
rendent
B
rends
C
rend
D
rendez

Slide 13 - Quizvraag

Verbe -re
jij hebt verkocht
A
tu as vendé
B
tu as vendu
C
tu as vendi
D
tu es vendu

Slide 14 - Quizvraag

werkwoorden op -re
wij hebben geantwoord
A
vous avez répondu
B
nous avons répondus
C
nous avons répondre
D
nous avons répondu

Slide 15 - Quizvraag

Check:
ex. 24-26-28

Slide 16 - Tekstslide

ex 24 
A a + 6
 b + 1
 c + 7
 d + 2
 e + 3
 f + 5
 g + 8
 h + 4


ex 26
A 1 un prétexte
 2 il tousse
 3 il éternue
 4 la grippe
 5 un examen
 6 une chute
 7 cogné
8 le sang
 9 absence
B 1 la grippe
 2 un prétexte
 3 absence
 4 il éternue        6 cogné
 5 une chute       7 sang
                               8 un examen

ex 28
1 Hugo ne peut pas venir au collège aujourd’hui.
2 Je crois qu’il a attrapé un rhume.
3 Il a 40 degrés de fièvre.
4 Il a un rendez-vous au cabinet du médecin.
5 Hugo a fait une chute dans sa chambre.
6 Il s’est cogné la tête.

Slide 17 - Tekstslide

écrire ex 30 p.35
Voorbereiding: app 8 en 9, ex 24-26-28, brief van Hugo

en nu?
-Hoe maak je een brief? Layout?
- Hoe zeg je de datum in het Frans?
- Welke woorden heb je hier nog meer voor nodig?
- Welke werkwoorden en welke tijd?
- Hoe maak je correcte zinnen in het Frans? Volgorde van de woorden?



Slide 18 - Tekstslide

les devoirs
- herhalen apprendre 4 en 6
- afmaken ECRIRE ex 30 p.35



Je vous souhaite une bonne journée!





Slide 19 - Tekstslide