3.4 Nieren

3.4 Nieren
  • Bekijk afb.44, 45 en 46 op p.144/145 in je boek (of Binas 85A) over de bouw van de nieren
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

3.4 Nieren
  • Bekijk afb.44, 45 en 46 op p.144/145 in je boek (of Binas 85A) over de bouw van de nieren

Slide 1 - Tekstslide

een deel van het bloedplasma wordt in een niereenheid uitgescheiden (filtratie),
-in welk deel van een niereenheid gebeurt dit?
A
in de glomerulus
B
in het kapsel van Bowman
C
in de lis van Henle
D
in de verzamelbuis

Slide 2 - Quizvraag

door welk van de volgende factoren vindt de filtratie plaats?
A
diffusie
B
osmose
C
gefaciliteerde diffusie
D
bloeddruk

Slide 3 - Quizvraag

de glomerulus is een kluwen van fijne haarvaten dat door het nierkapsel (kapsel van Bowman) omgeven wordt, hier vindt de filtratie plaats
-welke van de onderstaande stoffen verlaat de bloedbaan NIET bij de filtratie?
A
glucose
B
zouten
C
eiwitten
D
vitamine C

Slide 4 - Quizvraag

in welk deel van de nieren ligt de liggen de lichaampjes van Malpighi en het eerste deel van de gekronkelde buis?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken

Slide 5 - Quizvraag

in welk deel van de nieren liggen de lissen van Henle?
A
nierschors
B
niermerg
C
nierbekken

Slide 6 - Quizvraag

welke oorzaken kunnen er zijn voor bloed(cellen) in de urine?

Slide 7 - Open vraag

bekijk afb.47 op p.146 en tabel 85B van je Binas
  • hierin staan de concentraties van verschillende opgeloste stoffen zoals ze voorkomen in bloedplasma, voorurine en urine
  • per dag wordt zo'n 180L voorurine geproduceerd (!), waarvan ca. 1,5 à 2 L urine overblijft, de rest wordt teruggeresorbeerd (=opgenomen door de gekronkelde buis na het nierkapsel)

Slide 8 - Tekstslide

de concentratie van glucose in de urine is 0, terwijl die in de voorurine 0,1 g/L is, hoe kan dat?

Slide 9 - Open vraag

bekijk de concentraties Na+ in de drie kolommen
-welke conclusie kun je trekken over de filtratie en terugresorptie van Na+?
A
er vindt geen filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
B
er vindt volledige filtratie van Na+ plaats en geen resorptie
C
er vindt geen filtratie plaats en vrijwel volledige resorptie
D
er vindt volledige filtratie plaats en bijna volledige resorptie

Slide 10 - Quizvraag

bekijk tabel 85B in je Binas;
welk van de genoemde stoffen wordt het minst teruggeresorbeerd?

Slide 11 - Open vraag

wordt Na+ beter teruggeresorbeerd dan Cl- of andersom?
A
Na+ wordt beter teruggeresorbeerd dan Cl-
B
Cl- wordt beter teruggeresorbeerd dan Na+

Slide 12 - Quizvraag

verwerking
maak van 3.4 opdracht 32 t/m 34

Slide 13 - Tekstslide

terugresorptie
bekijk afb.48 op p.146

Slide 14 - Tekstslide

waar vindt de bulk van de opname van voedingsstoffen en water plaats?

Slide 15 - Woordweb

in welke delen van een nefron wordt water geresorbeerd?

Slide 16 - Open vraag

door welk transportmechanisme vindt wateropname uit de nierbuisjes plaats?
A
door diffusie
B
door osmose
C
door gefaciliteerde diffusie
D
door actief transport

Slide 17 - Quizvraag

verloop van osmotische waarde in de nieren
  • in afb. 48 staat met stippellijnen de begrenzing van de verschillende gebieden in de nieren weergegeven: nierschors - buitenste merg - binnenste merg
  • merk op, dat de osmotische waarde sterk toeneemt van schors naar merg (van 0,8 naar 3,1) -> zouten en ureum
  • water wordt daardoor vnl. door osmose opgenomen uit het nierkanaaltje

Slide 18 - Tekstslide

afb.48 in je boek
hier vindt 80% van de opname plaats van voedingsstoffen (actief transport) en van water (osmose, via aquaporine-1)
hier vindt de laatste wateropname plaats o.i.v. ADH (aquaporine-2) (fine tuning)
toenemende osmotische waarde

Slide 19 - Tekstslide

waterresorptie in de nieren
1. grootste deel (150L/dag) in de eerste gekronkelde buis: door aquaporine 1 (membraaneiwit in de cellen rond de nierkanaaltjes)
2. "finetuning" in de verzamelbuis: door aquaporine 2  (membraaneiwit in de cellen rond de verzamelbuis) o.i.v. ADH  (NB in stijgende deel van de nierbuis is geen wateropname!)

Slide 20 - Tekstslide

rol van ADH bij wateropname
  • ADH = Anti Diuretisch Hormoon -> uit hypofyse
  • reguleert wateropname door aquaporine 2 in verzamelbuisjes en daarmee de osmotische waarde van het bloedplasma
  • osmoreceptoren uit de hypothalamus geven signaal aan hypofyse bij te hoge/lage (?) osmotische waarde

Slide 21 - Tekstslide

zal de hypofyse bij een te hoge osmotische waarde van het bloedplasma meer of minder ADH afgeven? En zal daardoor de osmotische waarde stijgen of dalen?

A
meer ADH, de osmotische waarde stijgt
B
meer ADH, de osmotische waarde daalt
C
minder ADH, de osmotische waarde stijgt
D
minder ADH, de osmotische waarde daalt

Slide 22 - Quizvraag

Rol van aldosteron
  • bijnierhormoon
  • stimuleert resorptie van Na-ionen in de nieren
  • wateropname volgt door osmose
  • aldosteron zorgt ook voor actieve uitscheiding van K-ionen
  • functie: bloeddrukregulatie

Slide 23 - Tekstslide

functie aldosteron: wat heeft zout- en wateropname te maken met bloeddrukregulatie?

Slide 24 - Open vraag

er worden na het nierkapsel niet alleen stoffen geresorbeerd, maar ook afgestaan aan de nierbuisjes; welke stoffen zijn dat?

Slide 25 - Woordweb

regeling van de pH van het intern milieu
  • bekijk afb.52 op p.150
  • in het grijze vlak van deze afbeelding staat KA (koolzuuranhydrase)

Slide 26 - Tekstslide

in welke twee delen van een niereenheid bevindt zich dit koolzuuranhydrase?

Slide 27 - Open vraag

waardoor wordt urine relatief zuur?

Slide 28 - Open vraag

welke stof buffert de pH van het bloed?

Slide 29 - Open vraag

verwerking
  • de koningsziekte: lees de samenhang van 3.4 (digitaal) en maak opdracht 2 en 3
  • maak van 3.4 opdracht 35, 36, 42

Slide 30 - Tekstslide