gtl3 ei wechsel

Starke Verben
e/i-Wechsel

Wat gaan we doen vandaag?
- Lessonup
- Oefenen in je schrift + nakijken
- blooket
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Starke Verben
e/i-Wechsel

Wat gaan we doen vandaag?
- Lessonup
- Oefenen in je schrift + nakijken
- blooket

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen
-Je kunt het sterke werkwoord met e in de stam in de tegenwoordige tijd gebruiken.
- Je kan de e/i wechsel uitleggen en toepassen
- Je weet wat sterke en zwakke werkwoorden zijn.

Slide 2 - Tekstslide

TEGENWOORDIGE TIJD!!!
ich                          spreche                       sehe
du                           sprichst                       siehst
er / sie / es          spricht                         sieht
wir                          sprechen                    sehen
ihr                           sprecht                          seht
sie /Sie                 sprechen                      sehen
Sie

sehen

Slide 3 - Tekstslide

e/i Wechsel vindt plaats:
A
bij sterke èn zwakke werkwoorden
B
bij zwakke werkwoorden met een e of a in de stam
C
in de tegenwoordige tijd en in de voltooide tijd
D
in de tegenwoordige tijd

Slide 4 - Quizvraag

Bij welke persoonlijke voornaamwoorden vindt e/i-Wechsel plaats?
A
ich + du
B
er/sie/es + ihr
C
du + er/sie/es
D
ihr + du

Slide 5 - Quizvraag

Stappenplan e/i-Wechsel
    a/ä - Wechsel
1.Is het werkwoord zwak of sterk?    
( e/i Wechsel horen bij sterke werkwoorden)

2.du of er/es/sie /es?
( alle andere vormen zijn regelmatig)

Slide 6 - Tekstslide

Ausnahme
geben: du gibst, er / sie / es gibt
nehmen: du nimmst, er / sie / es nimmt
LESEN/SEHEN/FERNSEHEN --> IE!!

Slide 7 - Tekstslide


(essen) Was .... du am liebsten?
A
esst
B
isst
C
iesst

Slide 8 - Quizvraag


(geben) Warum ....... ihr mir das nicht?
A
gibt
B
giebt
C
gebt

Slide 9 - Quizvraag


(nehmen) ...... du morgen Geld mit?
A
nehmst
B
nihmst
C
niehmst
D
nimmst

Slide 10 - Quizvraag


(lesen) Petra ...... ein spannendes Buch
A
lest
B
list
C
liest

Slide 11 - Quizvraag

Was wisst ihr noch von
dem Verb werden?

Slide 12 - Woordweb

Slide 13 - Tekstslide

Let op:
Soms kan werden ook gaan betekenen. 

Ich werde meine Mutter anrufen.
Was wird er machen?

Slide 14 - Tekstslide

Wat is de betekenis van werden in de volgende zinnen?

Slide 15 - Tekstslide

Ich werde etwas über das Tier erzählen.
A
word
B
ga
C
zal

Slide 16 - Quizvraag

Ich werde später Feuerwehrfrau.
A
ga
B
word
C
zal

Slide 17 - Quizvraag

Ich werde morgen in der Schule gehen.
A
word
B
zal
C
ga

Slide 18 - Quizvraag

Frau Ottenschot wird Held des Tages.
A
wordt
B
zal
C
gaat

Slide 19 - Quizvraag

Was werdet ihr machen?
A
gaan
B
worden
C
zullen

Slide 20 - Quizvraag

Oke! WERDEN dus!!! 
Vergeet de betekenissen niet!

En natuurlijk de vormen!

Slide 21 - Tekstslide

Kijk in je mail voor het word document met extra uitleg.


Begin op tijd met leren!!!
Iedere dag een beetje! 
Dan blijft het langer hangen, komt het er makkelijker 'in' en kost het voor je gevoel minder moeite; echt!!!


Slide 22 - Tekstslide

Wat kun je vertellen over de e/i wechsel en welke regels/uitzonderingen zijn er?

Slide 23 - Open vraag

Und jetzt?
üben!! word Aufgabe machen in deinem eigenen schrift.

Slide 24 - Tekstslide

slotwoord

Slide 25 - Tekstslide