leesuur

Leesuur
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, mavoLeerjaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Leesuur

Slide 1 - Tekstslide

Planning:

  • Elke les zullen we een half uur een boek lezen.
  • Over dat boek maak je eindopdracht

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoel:
Aan het einde van deze les:

- Weet ik wat fictie en non-fictie is;
- Weet ik wat realistische fictie en niet-realistische fictie is;
- Weet ik welke genres er allemaal zijn;

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Je hebt zojuist een filmpje gezien. Wat zou fictie zijn?
A
Waargebeurde verhalen
B
Verzonnen verhalen
C
Verhalen over de werkelijkheid

Slide 5 - Quizvraag

Wat is fictie?
Betekenis: alles wat verzonnen is. Verzonnen verhalen. De schrijver fantaseert, heeft het verhaal zelf bedacht.

 



Geschreven om je te vermaken.

Voorbeelden:
Leesboek, stripverhaal, musical/toneelstukken en gedichten.




Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Je hebt zojuist een filmpje gezien. Wat zou non-fictie zijn?
A
Waargebeurde verhalen
B
Verzonnen verhalen
C
Verhalen over de werkelijkheid

Slide 8 - Quizvraag

Wat is non-fictie?
Betekenis: alles wat niet verzonnen is. Teksten over de werkelijkheid. Wat er staat, is echt gebeurd en geeft informatie.

 



Het is geschreven om je te informeren of instrueren.

Voorbeelden:
Nieuwsbericht, schoolboeken, kookboeken en een handleiding




Slide 9 - Tekstslide

Fictie (verzonnen verhalen)


sciencefiction
thriller / horror
fantasy
games
toneelstukken
tv-series
strips
tekenfilms
Non-fictie (Verhalen die echt gebeurd zijn of die je feitelijke informatie geven)

krantenbericht
tijdschriftartikel
studieboek
documentaire
journaal / nieuws op tv
agenda
biografie
reisgidsen

Slide 10 - Tekstslide

Is het fictie of non-fictie?

Schrijvers vertellen dingen die echt gebeurd zijn.

A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 11 - Quizvraag

Is het fictie of non-fictie?

Het is bedacht.
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 12 - Quizvraag

Is het fictie of non-fictie?

Het gaat over de werkelijkheid.

A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 13 - Quizvraag

Is het fictie of non-fictie?

Een bericht in de krant is hier een voorbeeld van.
A
Fictie
B
Non-fictie

Slide 14 - Quizvraag

Realistisch en niet-realistisch
Fictie kan realistisch of niet-realistisch zijn:




Realistisch:
-Verhaal lijkt heel erg op de werkelijkheid, alles kan in het echt ook gebeuren.

Niet-realistisch:
-Verhalen met veel dingen die niet echt kunnen gebeuren.




Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Video

Oorlogswinter is:
A
Realistische fictie
B
Niet-realistische fictie

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Black Panther is:
A
Realistische fictie
B
Niet-realistische fictie

Slide 19 - Quizvraag

In de bibliotheek staan pictogrammen op de boeken, zodat je kunt zien bij welk genre een boek hoort. Een genre geeft aan wat voor een soort verhaal in het boek wordt verteld, bijvoorbeeld griezelverhaal of een verhaal over geschiedenis.

Slide 20 - Tekstslide

Welke afbeelding hoort bij het genre GESCHIEDENIS?
A
B
C
D

Slide 21 - Quizvraag

Welke afbeelding hoort bij het genre AVONTUUR?
A
B
C
D

Slide 22 - Quizvraag

Welke afbeelding hoort bij het genre FAMILIE?
A
B
C
D

Slide 23 - Quizvraag

Welke afbeelding hoort bij het genre SCIENCEFICTION?
A
B
C
D

Slide 24 - Quizvraag

Welke afbeelding hoort bij het genre SPORT?
A
B
C
D

Slide 25 - Quizvraag

Leesuur

Slide 26 - Tekstslide

Hoe noem je het belangrijkste personage van een boek?
A
Hoofdpersoon
B
Bijpersoon
C
Achtergrondfiguur
D
Ster

Slide 27 - Quizvraag

De ruimte (plaats) waar een verhaal afspeelt, kan veel invloed hebben op het verhaal. Zo kan een bepaalde ruimte het verhaal extra spannend maken. Bedenk een ruimte die een verhaal spannend kan maken.

Slide 28 - Woordweb

Wat kan nog meer aan een verhaal worden toegevoegd om het extra spannend te maken?

Slide 29 - Woordweb

In welke tijd speelt Oorlogswinter?
A
Verleden tijd
B
Heden
C
Toekomst

Slide 30 - Quizvraag

Waar kon je aan zien dat Oorlogswinter in de verleden tijd speelde?

Slide 31 - Woordweb

In welke tijd speelt Black Panther?
A
Verleden tijd
B
Heden
C
Toekomst

Slide 32 - Quizvraag

Waar kon je aan zien dat Black Panther in de toekomst speelt?

Slide 33 - Woordweb

Wie is het personage?

Slide 34 - Tekstslide

Wie is het personage?

Slide 35 - Woordweb

Wat kun je over de ruimte vertellen?

Slide 36 - Tekstslide

Stillezen

Slide 37 - Tekstslide