Overal 1-2 hv 7.5 kracht en bewegen

7.5 kracht en beweging
1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScienceMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

7.5 kracht en beweging

Slide 1 - Tekstslide

leerdoelen
somkracht berekenen
tegenwerkende krachten.

Slide 2 - Tekstslide

tegenwerkende krachten
Beweging wordt tegengewerkt door wrijvingskrachten.

Slide 3 - Tekstslide

Rolweerstand
De wrijving op draaiende wielen heet rolweerstand

Met wielen kan je de piano makkelijker verplaatsen.

Slide 4 - Tekstslide

Rolweerstand
De rolweerstand is ook afhankelijk
van de ondergrond. Op een zand weg zakken de banden diep in Het zand. Het contactoppervlak Tussen de banden en de ondergrond is dan groot. De rolweerstand dan ook.

Slide 5 - Tekstslide

rolweerstand
Tekst
Zachte banden maken
veel contact met de
ondergrond. De rol-
weerstand is dan ook groot.

Slide 6 - Tekstslide

rolweerstand
De rolweerstand is kleiner bij:
  • hardere banden en harder wegdek
  • gladdere banden en een gladder wegdek
  • Een kleinere contactoppervlakte tussen de   banden en de weg

Slide 7 - Tekstslide

luchtweerstand
Als je fietst of loopt, wordt je tegengewerkt door de lucht. De lucht oefent een wrijvingskracht uit. Dit noemen we de lucht-weerstand.

Slide 8 - Tekstslide

luchtweerstand
Luchtweerstand is ongewenst.
Bij een grote luchtweerstand moet je meer kracht zetten. Je verbruikt meer energie.

Slide 9 - Tekstslide

luchtweerstand
Bij een hoge snelheid is de luchtweerstand groot


Slide 10 - Tekstslide

luchtweerstand
De grootte van de luchtweerstand hangt ook
 af van de vorm. Hoe groter het frontale oppervlak 
hoe groter de luchtweerstand.

Slide 11 - Tekstslide

luchtweerstand
Met een goede stroomlijn is de luchtweerstand Klein.

Slide 12 - Tekstslide

luchtweerstand
De luchtweerstand is kleiner bij:
  • Een betere stroomlijn
  • een lagere snelheid
  • een kleiner frontaal oppervlak

Slide 13 - Tekstslide

Vektor
Een vektor heeft grootte, 
richting en een aangrijpingspunt.


We tekenen een vektor met een pijl:
  • De lengte van de pijl geeft de grootte van de kracht aan.
  • De richting van de pijl geeft de richting van de kracht aan.
  • De beginpunt van de pijl is de aangrijpingspunt.

    Slide 14 - Tekstslide

    Somkracht
    Bij kracht is de richting belangrijk.
    Het resultaat van deze krachten heet somkracht of resulterende kracht
     .

    Slide 15 - Tekstslide

    Slide 16 - Tekstslide

    Krachten in dezelfde beweegrichting...
    worden bij elkaar geteld.

    Slide 17 - Tekstslide

    Slide 18 - Tekstslide

    Krachten in tegenovergestelde richtingen.
    worden van elkaar afgetrokken.
    Krachten
    Resultante kracht

    Slide 19 - Tekstslide

    Somkracht
    De Somkracht is de kracht van verschillende krachten samen.
    De Somkracht kun je vinden door de kracht naar achteren af te trekken van de kracht naar voren.




    =
    _
    spierkracht 100N
    weerstandskracht 100N
    somkracht 0N

    Slide 20 - Tekstslide

    Versnellen
    Bij versnellen is de kracht naar voren groter dan de kracht naar achteren


    spierkracht = 200N
    weerstandskracht =150N
    200 - 150 = 50N
    Somkracht is 50N


    Slide 21 - Tekstslide

    vertragen
    Bij vertragen is de kracht naar achteren groter dan de kracht naar voren.



    spierkracht = 170N
    weerstandskracht =200N
    170- 200 = -30N
    Somkracht is - 50N

    Slide 22 - Tekstslide

    constante snelheid
    Bij een constante snelheid is de kracht naar achteren even groot als de kracht naar voren.



    spierkracht = 150N
    weerstandskracht =150N
    150- 150 = 0N
    Somkracht is  0N

    Slide 23 - Tekstslide

    Krachten in dezelfde richting....
    A
    Trek je van elkaar af
    B
    Tel je bij elkaar op
    C
    vermenigvuldig je met elkaar
    D
    deel je door elkaar

    Slide 24 - Quizvraag

    1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
    A
    100 N
    B
    200 N
    C
    300 N
    D
    500 N

    Slide 25 - Quizvraag

    Jan is aan het fietsen en produceert een spierkracht van 360 N.
    De luchtweerstand is 330 N
    Wat gebeurt er met zijn snelheid?
    A
    Die is constant
    B
    Er is vertragen
    C
    Er is versnelling
    D
    Hij remt

    Slide 26 - Quizvraag

    1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
    l
    A
    100 N
    B
    200 N
    C
    300 N
    D
    -100 N

    Slide 27 - Quizvraag

    1 hokje ≙ 100 N. Hoe groot is de somkracht?
    l
    A
    100 N
    B
    -400 N
    C
    -300 N
    D
    300 N

    Slide 28 - Quizvraag

    Deze pijl geeft een kracht weer van
    A
    1 N
    B
    8 N
    C
    13 N
    D
    104 N

    Slide 29 - Quizvraag

    Wat is de luchtweerstand (gele pijl) bij een constante snelheid?
    A
    1000 N
    B
    1500 N
    C
    2000 N
    D
    2500N

    Slide 30 - Quizvraag


    Hoe groot is de somkracht.

    Slide 31 - Open vraag

    huiswerk
    Maken opdrachten: 56 t/m 64.

    Slide 32 - Tekstslide