Hoofdstuk 6 Paragraaf 3 Eigenschappen van basen

hst 6.3 "de eigenschappen van basen"
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo t, mavoLeerjaar 4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

hst 6.3 "de eigenschappen van basen"

Slide 1 - Tekstslide

Leerdoelen
  • Je kunt een aantal basen benoemen.
  • Je kunt benoemen dat een base een stof is die een H+ ion kan binden.
  • Je kunt van een aantal basische oplossingen de naam en formule geven van de deeltjes die daarin voorkomen.
  • Je kunt het verband beschrijven tussen pH en de concentratie H+ en OH- ionen.
  • Je kunt eigenschappen en toepassingen van basische oplossingen benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

Welke stof is een zuur?

A
azijn
B
soda
C
gootsteenontstopper
D
water

Slide 3 - Quizvraag

Met een zuur schoonmaakmiddel kan ik?
A
vet verwijderen
B
de vaat wassen
C
ramen lappen
D
kalk verwijderen

Slide 4 - Quizvraag

Hoe maak je een zuur?
A
Een zout verhitten .
B
Een zout verhitten en dan water toevoegen?
C
Een zout verhitten, het gas opvangen en daar water aan toe voegen.
D
Een zout verhitten en water toevoegen.

Slide 5 - Quizvraag

Welk van de onderstaande schoonmaakmiddelen is een zuur schoonmaakmiddel?
A
Groene zeep
B
Ammonia
C
Gootsteenontstopper
D
wc ontkalker

Slide 6 - Quizvraag

Welke pH hebben zuren?
A
0-7
B
7
C
7-14

Slide 7 - Quizvraag

Zuren zijn
A
metalen
B
moleculaire stoffen
C
zouten

Slide 8 - Quizvraag

Wat is de zuurgraad (pH) van water
A
0
B
7
C
10
D
14

Slide 9 - Quizvraag

Een base kan H+ ionen binden

Zuren splitsen H+ ionen af
(hoe? in §6.4..)

Slide 10 - Tekstslide

Drie eigenschappen van basen

  1. Smaken zeepachtig 
  2. lossen vetachtig vuil op
  3. pH>7

Slide 11 - Tekstslide

3 basische ionen en een molecuul
O2- (alle ionaire oxides dus, bv BaO)
CO32- (alle carbonaten, bv CaCO3)
OH- (alle hydroxiden, bv NaOH)
NH3 (g) (ammoniak)

Slide 12 - Tekstslide

3 bekende basische oplossingen
natronloog:  NaOH (s) --> Na+ (aq) + OH(aq)
kalkwater:  Ca(OH)2 (s) -->  Ca2+ (aq) + 2 OH- (aq)
ammonia: NH3 (aq)

Slide 13 - Tekstslide

Eigenschappen basische oplossing
  • Hoe meer OH- hoe hoger de pH 
  • Bij verdunnen nooit lager dan pH=7

Slide 14 - Tekstslide

Kan je:
  • Een aantal basen benoemen.
  • Benoemen dat een base een stof is die een H+ ion kan binden.
  • Van een aantal basische oplossingen de naam en formule geven van de deeltjes die daarin voorkomen.
  • Het verband beschrijven tussen pH en de concentratie H+ en OH- ionen.
  • Eigenschappen en toepassingen van basische oplossingen benoemen.

Slide 15 - Tekstslide

Indien je op het vorige ja kunt antwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Anders

Nog eens de lessonup doornemen
of vragen stellen wat of welke je 
niet kon beantwoorden

Slide 17 - Tekstslide