5.4 Energie omzetten

5.4 energie omzetten
UITLEG KGT
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

5.4 energie omzetten
UITLEG KGT

Slide 1 - Tekstslide

5.4 Energie omzetten
1- hoe maak je elektrische energie?
2- hoe wek je elektrische energie duurzaam op?
3- Is kernenergie ook duurzaam?
4- wat kun je doen met elektrische energie?
5- wat is rendement?

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Led of lamp?
Bekijk hiernaast het verbruik van een ledlamp tegenover de spaarlamp, gloeilamp en halogeenlamp. 
Wat valt je op aan de hoeveelheid licht die ze geven? 

Slide 4 - Tekstslide

Welke lamp verbruikt minder energie?
A
LED
B
Halogeen
C
Gloeilamp
D
Spaarlamp

Slide 5 - Quizvraag

1- Hoe maak je elktrische energie: Energiecentrale

De energiecentrale zet chemische energie uit fossiele brandstoffen (vooral steenkool) om in warmte energie. 
Dit wordt gebruikt om water te verwarmen tot stoom, dit stoom wordt gebruikt om een schoepenrad in beweging te brengen (bewegingsenergie) zodat een generator gaat draaien en zo elektrische energie wordt gemaakt. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

2- hoe wek je elektrische energie duurzaam op? 


iemand een idee?

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

3- is kernenergie ook duurzaam?


blz 123

Slide 10 - Tekstslide

Welke energieomzettingen vinden er in een energiecentrale plaats?
A
Chemische energie -> bewegingsenergie -> warmte energie -> elektrische energie
B
Chemische energie -> warmte energie -> bewegingsenerige-> elektrische energie

Slide 11 - Quizvraag

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Energie berekenen Belangrijk!
Energie = vermogen x tijd 
E = P x t
kWh = kW x h

Voorbeeld: Een radio heeft een vermogen van 3000W. De radio staat 5 uur aan. Hoeveel energie verbruikt de radio in die tijd?

  1.  G: P = 3000W, t= 5h, E=?
  2.  G: P = 3000:1000 = 3kW
  3. F: E = P x t
  4.  O: E = 3 x 5 = 15
  5. Eenheden: De verbruikte energie is dus 15 kWh


Slide 14 - Tekstslide

Elektrische energie berekenen
Een gloeilamp met een vermogen van 40 W staat 30 min aan.

Bereken de hoeveelheid elektrische energie in kWh.


Slide 15 - Tekstslide

Wat is Watt?
A
Grootheid
B
Anders....
C
Stroomkracht
D
Vermogen

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent de letter P?
A
Spanning
B
Stroomsterkte
C
Weerstand
D
Vermogen

Slide 17 - Quizvraag

De eenheid van vermogen is ......
A
V
B
A
C
W
D
h

Slide 18 - Quizvraag

Hoe berekenen we het vermogen
A
spanning x stroomsterkte
B
stroomsterkte : spanning
C
spanning : stroomsterkte
D
spanning x weerstand

Slide 19 - Quizvraag

Wat is de eenheid van vermogen in de formule E=P*t
A
W
B
kW
C
P
D
E

Slide 20 - Quizvraag

Op een lampje staat: 6V;100 mA, P = U x I
Hoe groot is het vermogen van het lampje?
A
P = 600 W
B
P = 0,6 W
C
P = 6 W
D
P = 60 W

Slide 21 - Quizvraag

Bereken het vermogen van 2 lampen van 0.1 A die aangesloten zijn op het lichtnet. Vermogen = spanning x stroomsterkte
A
Verm = 12 V x 2A = 24W
B
Verm = 230 V x 1A = 230W
C
Verm = 12 V x 0.2A = 2.4W
D
Verm = 230 V x 0.2A = 46W

Slide 22 - Quizvraag

Energiegebruik
Energiegebruik = E in kWh

kilo Watt hour (uur)


Slide 23 - Tekstslide

Energie = vermogen x tijd. Een wasmachine van 1000W staat 1uur en 30min aan. Bereken het energieverbruik in kWh.
A
Energie = 1000 : 1.5 = 666.7 kWh
B
Energie = 1000 x 1.5 = 1500 kWh
C
Energie = 1 x 1.5 = 1.5 kWh
D
Energie = 1 x 1.30 = 1.3 kWh

Slide 24 - Quizvraag

Wat is de eenheid van Energie
A
E
B
P
C
kWh
D
kW

Slide 25 - Quizvraag

E berekenen
E = P x t 

E = Energiegebruik in kWh

P = Energie (power) in Watt

t = tijd in uren

Slide 26 - Tekstslide

Wat is Energie?
A
Een hardrock band uit Ijsland
B
Het vermogen om Arbeid te verrichten of te leveren.
C
Dat spul uit een batterij.

Slide 27 - Quizvraag

Hoe schrijf je het op de juiste manier op?
De stroomsterkte door een lampje is 2 ampère.
A
U = 2 A
B
P = 2 A
C
t = 2 A
D
I = 2 A

Slide 28 - Quizvraag

4- wat kun je doen met elektrische energie? Energie omzetten
Je kunt elektrisch energie gebruiken om:
- te verwarmen
- te verlichten
- bewegen
- magnetisme
- opslaan

Slide 29 - Tekstslide

blz 123
Verlichten
Elektrische energie kun je gebruiken om te verlichten. 
Verwarmen
Elektrisch energie kan gebruikt worden om te verwarmen. 
Bewegen
Elektrische energie kan gebruikt worden om iets te laten bewegen. 
Magnetisme
Elektrisch energie kan gebruikt worden om elektromagneten aan te drijven. 
Opslaan
Elektriciteit kun je ook opslaan in batterijen en accu's. 

Slide 30 - Tekstslide

5- Rendement
Niet alle energie wordt nuttig gebruikt. Door het percentage nuttige energie te berekenen, kun je het rendement vinden. 

Slide 31 - Tekstslide

Rendement





Wanneer je moet rekenen met rendement, maak dan altijd een schetsje.

Slide 32 - Tekstslide

Bij de verbranding van een bepaalde hoeveelheid benzine, komt in een automotor 500 kJ aan warmte vrij. Hiermee kan 200 kJ bewegingsenergie worden gemaakt. Wat is rendement van deze auto?
A
500 / 200 -> 2,5 %
B
200 / 500 -> 0,40 %
C
500 / 200 -> 25%
D
200 / 500 -> 40%

Slide 33 - Quizvraag

Een gloeilamp levert 20J aan warmte. Het rendement is 30%. Hoeveel energie wordt verbruikt?
A
20 x 0,30 --> 6,0 J
B
20 / 0,30 --> 67 J
C
20 x 0,70 --> 14 J
D
20 / 0,70 --> 29 J

Slide 34 - Quizvraag

Wet van behoud van energie
Alle energie blijft ergens. Het verdwijnt niet. Het wordt alleen omgezet in een andere energievorm. Meestal is deze "afval" energie een vorm van warmte. 
Het rendement is nooit 100%

Slide 35 - Tekstslide

Slide 36 - Tekstslide

Aan de slag
Maak nu de rest van de opdrachten, kijk na en laat aftekenen. 

Ben je klaar? Kijk de LU's van dit hoofdstuk nog even door. 

Slide 37 - Tekstslide