Water in verschillende vormen en neerslagtypen

Water in verschillende vormen en neerslagtypen
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Water in verschillende vormen en neerslagtypen

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je de drie fasen van water benoemen en beschrijven.
  • Aan het einde van de les kun je het verschil tussen waterdamp, nevel en stoom uitleggen.
  • Aan het einde van de les kun je de kenmerkende kristalstructuur van sneeuw herkennen.
  • Aan het einde van de les kun je verschillende soorten neerslag benoemen en beschrijven.
  • Aan het einde van de les kun je uitleggen waarom ijs op water drijft en de gevolgen daarvan voor het leven in het water.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al over de verschillende vormen van water en neerslagtypen?

Slide 3 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Verschillende verschijningsvormen van water
  • Water als vaste stof, vloeistof en gas.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fasen van water
  • Water komt voor als ijs, water en waterdamp.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Verschil tussen waterdamp, nevel en stoom
  • Waterdamp is onzichtbaar.
  • Nevel zijn kleine druppeltjes vloeibaar water in de lucht.
  • Stoom is hete waterdamp.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Kristalstructuur van sneeuw
  • Sneeuw heeft een zeshoekige kristalstructuur.

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Soorten neerslag en hun kenmerken
  • Neerslag omvat regen, sneeuw, hagel, dauw, rijp en ijzel.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dichtheid van water en ijs
  • IJs heeft een lagere dichtheid dan water (0,9 g/cm3 vs. 1 g/cm3).

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het drijfvermogen van ijs en de gevolgen voor het leven in water
  • IJs drijft op water vanwege de lagere dichtheid.
  • Dit beschermt het leven onder het ijs, omdat het water eronder niet snel bevriest.

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Definitielijst
  • Fasen: De drie toestanden waarin je water (en andere stoffen) kunt tegenkomen.
  • Waterdamp: Gasvormige fase van water, onzichtbaar voor het oog.
  • Nevel: Kleine druppeltjes vloeibaar water die in de lucht zweven en zichtbaar zijn als mist.
  • Stoom: Hete waterdamp, onzichtbaar gas.
  • Kristalstructuur: Een specifieke ordening van atomen binnen een vaste stof, zoals de zeshoekige structuur van sneeuw.
  • Neerslag: Water dat in verschillende vormen uit de atmosfeer valt, zoals regen, sneeuw, hagel, dauw, rijp en ijzel.
  • Dichtheid: De massa per eenheid van volume, bijvoorbeeld uitgedrukt in g/cm3.
  • Drijfvermogen: Het vermogen van een stof om op een vloeistof te drijven, gerelateerd aan dichtheid.

Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 12 - Open vraag

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 13 - Open vraag

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 14 - Open vraag

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.