Nakijken OT, uitleg 4.11 + maken 6 en 7

- Nakijken 4.10 Woordenschat
- Uitleg pleonasme en tautologie
- Hw: opdr. 6 en 7 van Over taal H4

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

- Nakijken 4.10 Woordenschat
- Uitleg pleonasme en tautologie
- Hw: opdr. 6 en 7 van Over taal H4

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen


Over taal H4:
- Nakijken Over Taal 1 t/m 5
- Je weet wat tautologie en pleoasme zijn (en wanneer dit fout wordt gebruikt).

Slide 2 - Tekstslide

Nakijken 4.10 Woordenschat

1 verzoek
2 ervaren
3 schetsen
4 advies



5 baseren op
6 aanzetten tot
7 gestelde

Slide 3 - Tekstslide

Opdracht 2
1 verzoek: vraag aan iemand om iets te doen
2 ervaren: iets meemaken en daardoor weten hoe het is
3 schetsen: kort beschrijven hoe iets is of hoe het zou moeten worden
4 advies: goede raad
5 baseren op: waar je van uitgaat, hoe je tot een mening komt
6 aanzetten tot: iemand aansporen om iets te doen
7 gestelde: dat wat gezegd is

Slide 4 - Tekstslide

Opdracht 3
1 de oorzaak
2 het gevolg
3 de aanleiding

Slide 5 - Tekstslide

Opdracht 4
1 de oorzaak: waardoor iets gebeurt of ontstaat
2 het gevolg: iets wat komt door een gebeurtenis
3 de aanleiding: de directe reden om iets te gaan doen

Slide 6 - Tekstslide

Opdracht 5
1 dilemma (het) = moeilijke keuze tussen twee dingen
2 cruciaal = beslissend
3 rigoureus = grondig, met grote gevolgen
4 arbeidsintensief = er is veel arbeid nodig
5 illusie (de) = gedachte die te mooi is om waar te zijn

Slide 7 - Tekstslide

Vervolg opdracht 5
6 forens (de) = iemand die niet in zijn woonplaats werkt
7 ontgrendelen = van het slot af halen
8 investeren = geld uitgeven voor een later doel
9 onheil (het) = ramp, groot ongeluk
10 prototype (het) = eerste model van een nieuw product

Slide 8 - Tekstslide

Foutief pleonasme en foutieve tautologie
Op het moment dat je tautologie of pleonasme niet als stijlfiguur, maar onbewust verkeerd in een tekst verwerkt, spreek je van foutief pleonasme en foutieve tautologie.

Bovendien moet ik morgen mijn huiswerk ook nog afmaken.
Wat zou het toch fijn zijn als er met Kerst een mooi pak witte sneeuw valt.






Slide 9 - Tekstslide

Wat is het?
Pleonasme en tautologie zijn stijlfiguren: manieren om iets op een bijzondere manier te vertellen. 

Doel: extra benadrukken of extra betekenis geven.

Slide 10 - Tekstslide

Wat is wat?
Pleonasme herhaalt een eigenschap dat al in een woord verwerkt zit (twee verschillende woordsoorten).

Tautologie zegt twee keer hetzelfde (synoniemen).

Slide 11 - Tekstslide

Voorbeelden pleonasme
  • witte sneeuw
  • omhoog stijgen
  • snelle sprint
  • grijze mist
Voorbeelden tautologie
  • vast en zeker
  • keurig netjes
  • maar echter

Slide 12 - Tekstslide

Bedenk zelf een voorbeeld
van pleonasme of tautologie.

Slide 13 - Woordweb

Foutief gebruikt!
Wanneer een schrijver tautologie of pleonasme verkeerd of onbewust gebruikt, spreek je van:
- foutieve tautologie
- foutief pleonasme

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Huiswerk

Over taal H4:

- opdr. 6

- opdr. 7


(blz. 201 - 202)


Slide 16 - Tekstslide