KNM wonen

KNM wonen
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
BurgerschapISK

In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

KNM wonen

Slide 1 - Tekstslide

Jullie krijgen 30 vragen uit het KNM-examen van 2024. De vragen gaan over het onderwerp 'wonen'.

Slide 2 - Tekstslide

Waarom ga je naar de makelaar?
A
Hij helpt je met het verhuizen
B
Hij schildert jouw nieuwe woning
C
Hij helpt met het zoeken en kopen van een nieuwe woning

Slide 3 - Quizvraag

Welke woonkosten heb je naast de hypotheek?
A
energiekosten
B
huurkosten
C
reiskosten

Slide 4 - Quizvraag

U wilt een huis kopen. Wat kunt U het beste doen?
A
Direct naar het huis gaan
B
Een afspraak maken bij de bank
C
Naar de makelaar bellen

Slide 5 - Quizvraag

U krijgt snel een woning als u zich inschrijft bij een woningcorporatie.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

U heeft geen opstalverzekering nodig als u een huis huurt.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quizvraag

opstalverzekering 
is een verzekering die schade dekt aan alles wat vastzit aan je huis (de woning zelf, de muren, het dak, vaste onderdelen van het huis (een ingebouwde keuken, badkamer, schuur of garage)
Deze verzekering beschermt je bijvoorbeeld tegen schade door brand, storm, bliksem, inbraak of waterschade.
Bij een koopwoning met hypotheek is een opstalverzekering vaak verplicht. 

Slide 8 - Tekstslide

Wat is een woningzoekende? Iemand die
A
een woning huurt
B
een woning zoekt

Slide 9 - Quizvraag

Wat vind je in de meterkast van een huis?
A
een wasmachine en een droger
B
de elektriciteits- en gasmeters
C
etenswaren

Slide 10 - Quizvraag

Het is te warm in uw huis. Wat kunt u het beste doen?
A
de thermostaat hoger zetten
B
de thermostaat lager zetten

Slide 11 - Quizvraag

Waar zet u een handtekening op de verkoopakte?
A
in de bibliotheek
B
in de bank
C
bij de notaris

Slide 12 - Quizvraag

De netto huur is de huur zonder extra kosten
A
waar
B
niet waar

Slide 13 - Quizvraag

Als u zich gaat vestigen in de gemeente,
A
dan gaat u daar wonen
B
dan gaat u daar niet wonen.

Slide 14 - Quizvraag

Wat is een energielabel van een woning?
A
een certificaat voor de brandveiligheid van een woning
B
de hoogte van de maandelijkse energiekosten
C
een indicatie van de energiezuinigheid van een woning

Slide 15 - Quizvraag

een beschikbare woning is een vrije woning
A
waar
B
niet waar

Slide 16 - Quizvraag

Wat betekent de WOZ-waarde van een woning?
A
de maandelijkse huurprijs
B
de hoogte van de hypotheek
C
de door de gemeente vastgestelde waarde van een woning

Slide 17 - Quizvraag

Naar wie moet u gaan als u een huis wilt kopen?
A
burgemeester
B
je docent
C
een notaris

Slide 18 - Quizvraag

Wat is "huurtoeslag"?
A
geld dat u krijgt van de belasting
B
geld dat u moet betalen aan de belasting

Slide 19 - Quizvraag

welke van de drie is een rijtjeshuis?
A
een vrijstaand huis
B
een villa
C
een tussenwoning

Slide 20 - Quizvraag

Wat betekent "grof" in: grof huishoudelijk vuil.
A
goed
B
geen
C
groot

Slide 21 - Quizvraag

grof huishoudelijk vuil

Slide 22 - Tekstslide

De stroom is uitgevallen. Je zit in het donker. Wat kun je het beste doen?
A
112 bellen
B
de politie bellen
C
het energiebedrijf bellen

Slide 23 - Quizvraag

U hebt per ongeluk het tuinhek van uw buren kapot gemaakt. Wat kunt u het beste doen?
A
niets
B
Uw excuses aanbieden
C
U geeft de schuld aan de andere buren

Slide 24 - Quizvraag

Mag u in Nederland samen wonen zonder te trouwen?
A
ja
B
nee

Slide 25 - Quizvraag

Ontstopper, wc reiniger en ammonia zijn:
A
ongevaarlijke schoonmaakmiddelen
B
gevaarlijke schoonmaakmiddelen

Slide 26 - Quizvraag

Wat betekent: Beter een goede buur dan een verre vriend.
A
buren zijn belangrijk, omdat u naast elkaar woont.
B
Uw vriend kan beter in een andere stad wonen dan naast u.

Slide 27 - Quizvraag

Het energiebedrijf vraag informatie
over de meterstand. Wat doet u?
A
De meterstand veranderen.
B
De meterstand stoppen
C
De meterstand doorgeven

Slide 28 - Quizvraag

Wat doet de warmtepomp?
A
Het maakt je huis donkerder.
B
Het verwarmt je huis door warmte uit de lucht of grond te halen
C
Het zorgt voor extra water in je huis

Slide 29 - Quizvraag

Wat doen zonnepanelen?
A
Ze maken je huis schoon
B
Ze zetten zonlicht om elektriciteit
C
Ze regelen temperatuur van je huis

Slide 30 - Quizvraag

Hoe heet de vrouw die naast u woont?
A
buurman
B
buurvrouw

Slide 31 - Quizvraag

Kliko is een ander woord voor "container".
A
waar
B
niet waar

Slide 32 - Quizvraag

kliko is een
afvalcontainer op wieltjes

Slide 33 - Tekstslide

Een loodgieter repareert een kapotte kraan in de keuken
A
waar
B
niet waar

Slide 34 - Quizvraag

Loodgieter 

Slide 35 - Tekstslide