Urinewegstelsel niv 2

Urinewegstelsel
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Urinewegstelsel

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat weet je al van het urinewegstelsel

Slide 2 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Leerdoelen
  • Je kunt uitleggen hoe het urinewegstelsel is opgebouwd en hoe het werkt







Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Help Harrie aan urinewegen

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urineweg stelsel
Tot het orgaanstelsel behoren:​
  • 2 nieren​
  • 2 urineleiders​
  • Urineblaas​
  • Plasbuis







Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Ligging nieren
  • Aan weerszijden van de wervelkolom​
  • Ter hoogte van de twee laatste borstwervels​



Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Bouw nier
Vorm van een boon​


Bovenop de nieren: bijnieren​
(Bijnieren niet betrokken bij ​
Urineproductie)​








Slide 7 - Tekstslide

Maken hormonen zoals 
Adrenaline en coritsol
Nieren
  • Verwijderen van schadelijke (afval-)stoffen uit het bloed​
  • Verwijderen van overtollig water en zouten uit het bloed
  • Regelen bloeddruk
  • Vormen rode bloedcellen (hormoon EPO uit nieren  stimuleert beenmerg om deze te maken

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Elke nier heeft ongeveer 1 miljoen nefronen (urineproducerende eenheden)​
Elke nier heeft ongeveer 1 miljoen nefronen (urineproducerende eenheden)​










Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fysiologie
  1. Bloed wordt gefilterd in glomerulus, omgeven door kapsel van Bowman​
  2. Water & opgeloste stoffen komen in het kapsel van Bowman ​
  3. Grotere delen uit het bloed (oa eiwitten) kunnen hier niet door heen, glucose en zouten kunnen wel door het filter heen​



Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fysiologie
4. Het vocht dat in het kapsel van Bowman komt = voorurine       (ongeveer 200 liter per dag)​

5. Voorurine gaat naar lis van Henle​, hierin terugresorptie naar het bloed​
6. Ook het glucose en de zouten worden door de lis van Henle naar het bloed geresorbeerd


Slide 11 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Fysiologie
7. Door de terugresorptie van water, zouten en glucose concentreert de oplossing zich = urine​

8. De urine stroomt in de verzamelbuisjes​ en gaat naar het nierbekken​
9. Ongeveer 1,5 liter urine per dag (= afhankelijk van de hoeveelheid vocht dat iemand drinkt)


Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

1. Verwijderen overtollig water
Antidiuretisch hormoon: ADH
Regelt hoeveel water het lichaam uitscheidt

ADH kan door meer vocht vast te houden, de bloeddruk laten stijgen.
ADH kan door meer vocht uit te scheiden, de bloeddruk laten dalen. 

Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

2. Regelen bloeddruk
  • RAAS- systeem betekend: 
Renine-angiotensine-aldosteron systeem  
Deze stoffen reguleren de bloeddruk en het vochtgehalte. 

  • Lage bloeddruk?
Ze zorgen dat er vaatvernauwing optreed en bloeddruk omhoog gaat 

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Effect van de nieren op de bloeddruk​
Bij lage bloeddruk gaan de nieren hormoon renine afscheiden​Proces: Renine activeert angiotensinogeen > omgezet in angiotensine​
Angiotensine > vaatvernauwing dus hogere bloeddruk​
Aldosteron > terugresorptie zout en water​

Bij hoge bloeddruk precies andersom





Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

urineleider
  • Loopt van de nieren naar de blaas. 
  • Ongeveer 30 cm lang. 
  • Als de blaas vol is kan urine  niet terug stromen naar de nieren.

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Blaas
  • Verzamelplek voor urine
  • 500ml bij volwassenen  Kinderen minder inhoud.
  • Bij 300-400 ml krijgen de hersenen een signaal dat je moet plassen

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urinebuis
Van de blaas naar de plek waar urine lichaam verlaat

Mannen langere urinebuis dan vrouwen

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urineren
  • De inwendige sluitspier is niet beïnvloedbaar met onze wil
  • Uitwendige sluitspier is wel beïnvloedbaar
  • 1,5- 2 liter urine per dag
  • 3-6 x per dag

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Pathologie

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urineweg infecties
  • Binnenkant urinewegen bekleed met slijmvlies
  • Slijmvlies beschermt cellen tegen urine
  • Slijmvlieslaag is ontstoken bij urineweginfectie

3 types:
  • Urinebuisontsteking 
  • Blaasontsteking
  • Nierbekkenontsteking 


Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Een urineweginfectie komt meer voor bij mannen dan vrouwen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Waar komen de bacteriën voornamelijk vandaan die een blaasontsteking veroorzaken?
A
Handen
B
Darmen
C
wc
D
zwembad

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

een blaasontsteking komt door optrekkende kou
A
Juist
B
Onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Slide 25 - Video

Deze slide heeft geen instructies

Urine retentie
Retentie = vasthouden ​

Deel van urine blijft achter in blaas 

Vaker vrouwen dan mannen ​
Gevaar = stuwing => nierschade​







Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prostaat
  • De prostaat is een klier
  • De prostaat is belangrijk bij de voortplanting
  • De prostaat maakt prostaatvloeistof (zaadvocht) aan.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Vergroot prostaat
  • Prostaat neemt in omvang toe. 
  • Urinebuis wordt dichtduwt.
  • Duurt langer voordat de urine komt en de straal neemt in kracht af  (soms druppelsgewijs). 
  • Snel nieuwe aandrang, door urineretentie.
  • Hoger risico blaasontsteking. 
  • 's Nachts vaak plassen. 

Slide 28 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Urine incontinentie
  • Het ongewild verliezen van urine.
  • Hoeveelheid wisselt: druppeltje, scheut, een straal tot hele plas.
  • Komt voor bij mannen en vrouwen, op alle leeftijden, maar vaker bij ouderen dan bij jongeren.
  • Verschillende oorzaken
  • Veel schaamte hiervoor









Slide 29 - Tekstslide

Stressincontinentie (inspanningsincontinentie) ​
Urge-incontinentie (aandrangincontinentie) ​
Druppelincontinentie (overloopblaas) ​
Neurogene blaas (door verlamming sluitspieren) ​
Filmpje nierstenen
Vragen:
Hoe ontstaat een niersteen?
Wat zijn de symptomen?
Wat is de behandeling?

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 31 - Video

Deze slide heeft geen instructies