Trappen van vergelijking

Trappen van vergelijking
Steigerungsstufen
1 / 41
volgende
Slide 1: Tekstslide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 41 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Trappen van vergelijking
Steigerungsstufen

Slide 1 - Tekstslide

Tekst

    groß                          größer                       größt

Slide 2 - Tekstslide

0

Slide 3 - Video

Meine Schwester ist ...
als ich!
A
kleinest
B
kleinerest
C
kleiner
D
klein

Slide 4 - Quizvraag

Dein Buch ist ... als mein Buch.
A
neuere
B
neuer
C
neurer

Slide 5 - Quizvraag

Kies de vergrotende trap:
gern, ...
A
gerner
B
lieber

Slide 6 - Quizvraag

Kies de overtreffende trap:
gut ...
A
am besten
B
besser

Slide 7 - Quizvraag

Jan ist lang, Johen ist ...aber Fritz ist am längsten
A
langer
B
länger

Slide 8 - Quizvraag

Vertaal in het Duits:
Hij is beter dan wij.

Slide 9 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
Waar is het nu het warmst?

Slide 10 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
Ik ben ouder dan mijn broer.

Slide 11 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
De koudste dag was donderdag.

Slide 12 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
Zij kocht meer dan hij.

Slide 13 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
De temperatuur is hoger dan gisteren.

Slide 14 - Open vraag

Vertaal in het Duits:
Mijn ski's zijn niet zo goed als jouw ski's.

Slide 15 - Open vraag

Jetzt (alles) deutlich? Ihr könnt digital noch weiter üben mit den nächsten zwei Links. Viel Erfolg!

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

Slide 18 - Link

Doel:

aan het einde van de les :


weet je hoe je de trappen van vergelijking kunt invullen

ken je de woorden van vergelijking

weet je hoe je de naamvallen moet toepassen

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Er zijn 3 trappen
1. de stellende trap        schnell
         2. de vergrotende trap     schneller
         3. de overtreffende trap  schnellst

Slide 21 - Tekstslide

de vergrotende trap
In het Duits maak je de vergrotende trap door -er achter het woord (stellende trap) te zetten:

schneller

Slide 22 - Tekstslide

de overtreffende trap
In het Duits maak je de overtreffende trap door  -st achter het woord te zetten:

 schnellst

Slide 23 - Tekstslide

Hoe vorm je de vergrotende en overtreffende trap?
A
-er, -e
B
-e, st
C
-st, -e
D
-er, st

Slide 24 - Quizvraag

Let op !:

De meeste eenlettergreperige woorden met een a, o of u in de stam krijgen een Umlaut in de vergrotende en overtreffende trap: 

stellende trap: warm

vergrotende trap: wärmer
overtreffende trap: wärmst

Slide 25 - Tekstslide

Wat is de vergrotende trap van kalt?

Slide 26 - Open vraag

Wat is de vergrotende trap van jung?

Slide 27 - Open vraag

Wat is de overtreffende trap van weit?
A
weit
B
weiter
C
weitst
D
weitest

Slide 28 - Quizvraag

Let op !:

bij een bijvoeglijk naamwoord dat eindigt op -er met daarvoor een tweeklank (au, eu) of op -el vervalt de e in de vergrotende trap:

stellende trap: sauer

vergrotende trap: saurer
overtreffende trap: sauerst

Slide 29 - Tekstslide

Wat is de vergrotende trap van teuer?

Slide 30 - Open vraag

Slide 31 - Tekstslide

Slide 32 - Tekstslide

woorden van vergelijking

Slide 33 - Tekstslide

Wir sind ..... alt.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 34 - Quizvraag

Du bist schneller.... ich.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 35 - Quizvraag

Der Berg ist höher.... der Zugspitze.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 36 - Quizvraag

Der Berg ist genauso hoch ... jener.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 37 - Quizvraag

Das Leben in einer Großstadt ist teurer .... in diesem Dorf.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 38 - Quizvraag

Die beiden Freundinnen sind ... alt.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 39 - Quizvraag

Es ist heute so warm ... gestern.
A
als
B
wie
C
gleich

Slide 40 - Quizvraag

Slide 41 - Tekstslide