3.16 hoofdzin + bijzin: Ik weet niet of ik morgen kan komen.
1.
Ik weet niet of ik naar school kan komen2. Ze vraagt of ik naar de supermarkt kan gaan
3. We kijken of we op vakantie kunnen gaan
4. Ze willen weten of we vanavond komen
5. Ik weet niet meer of ik mijn huiswerk heb gemaakt
6. Ze denkt na of ze ze naar het feestje wil komen
7. Mijn moeder vraagt of ik de tafel wil dekken
8 .We willen weten of de bus op tijd komt
Hij weet niet of hij vandaag...
Ik twijfel of...