MyChoice klas 2

• Engels
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 2

Past continuous is een tijd...

1. In de tegenwoordige tijd
2. In de verleden tijd

Past Continuous
Wanneer gebruik je de Past Continuous?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets in het verleden een tijdje aan de gang was
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Wat zijn signaalwoorden voor de past continuous?

1. when, while
2. always, never, ever, often
3. right now, at the moment
4. yesterday, last week

Wat is een past continuous?

1. I was waiting for the bus.
2. I has waited for the bus?
3. I am waiting for the bus.
4. I don't know;(

Past Simple
Wanneer gebruik je de Past Simple?

1. Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
2. Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
3. Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
4. Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

PAST SIMPLE:
in welke zin wordt de past simple gebruikt?

1. I have lived in Utrecht for 13 years.
2. I was living in Utrecht.
3. I lived in Utrecht in 2010
4. I am living in Utrecht.

Past Simple:
Pick the example of the past simple:

1. She was living in the city.
2. She lived in the city.
3. She has lived in the city.
4. She has been living in the city.

Past Simple:

Wat is de regel van de past simple?

1. hele ww+ - ed
2. shit = hele ww+-s
3. vorm van to be + hele ww+ -ing
4. have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Grammar: Herhaling 'past simple'

Wat betekent 'past simple'?

1. Verleden tijd
2. Tegenwoordige tijd
3. Toekomende tijd (toekomst)

In welke zin staat de past simple?
(onregelmatig werkwoord)

1. I eat breakfast
2. I ate breakfast
3. I am eating breakfast
4. I have eaten breakfast

Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs

feel

walk

drink

cook

give

have

build

catch

call

eat

Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs

to cook

to sing

to walk

to sit

to ring

Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs

swim

walk

drive

cook

give

study

see

catch

call

put

Past simple regular verbs

Past simple irregular verbs

swim

walk

drink

cook

give

have

see

catch

call

put

Een modal is.....?

1. een hoofdwerkwoord
2. een hulpwerkwoord

De modal should betekend...?

1. een dringend advies
2. een verplichting
3. een vrijblijvend advies

Welk werkwoord is GEEN hulpwerkwoord (modal)?

1. to be
2. must
3. can
4. have to

Welke modal gebruik je in beleefdheidsvorm?

1. Can
2. Could
3. Am allowed to
4. None of the above

De modal have to betekend...?

1. een dringend advies
2. een verplichting door iemand anders
3. een verplichting voor jezelf

Practise

http://www.talenwijzer.com/modals-modale-hulpwerkwoorden.html

http://www.talenwijzer.com/modals-modale-hulpwerkwoorden-uitleg.html